Tijdens de afgelopen vakantiemaanden, waarin deredactie.be zomerreces hield, waarin er geen regering werd gemaakt maar wel kerken werden afgebroken, schreef ik korte columns voor een links-progressief journalistenclubje op het internet.
You won’t be young forever
Net niet te laat maar helemaal bezweet stormde ik de kamer binnen terwijl ik riep: “JA HALLO, KIJK EENS HOE BEKWAAM IK BEN!” De mensen rond de tafel staarden mij even aan. “WAUW, WAT BEN JIJ BEKWAAM”, riepen zij terug en zo komt het dat ik nu een nieuwe job heb, op de eerste verdieping van misschien wel het mooiste gebouw in de lelijkste stad.
Ik geraak maar niet uit Brussel weg. Misschien moet ik mij daar gewoon bij neerleggen.
Nu heb ik het werk dat ik altijd al wou en een meisje dat vogels tekent op mijn arm. Wat dat voor deze website betekent, weet ik nog niet zo goed. Ofwel dooft alles hier langzaam uit, ofwel zal ik hier vanaf nu de meest fantastische dingen schrijven – precies omdat niets nog moét.
Summer swallowed us whole
De openbare omroep snoeit driftig in haar uitgaven. Alles wat ook maar enigszins overbodig is, moet verdwijnen. Om een of andere reden heb ik die besparingsronde overleefd en mag ik u vandaag aankondigen dat het nieuwe columnseizoen begonnen is. Iedere andere dinsdag een nieuwe Yezerskiy. En hier geen metatekstjes meer. Beloofd.
“Hier staat een zak”, zei de oude man. “Ja, een zak”, antwoordde zijn vrouw. “Van de Hema, zie? ‘Hema’ staat er op.” “Ja, ik zie het.” Het bleef even stil. Samen keken ze naar de zak.
Truth be told, I’m not that bold
I.
In Brussel loopt een oude vrouw op mij af. Ze draagt een lange groene jas en haar haar zit in de war. Met beide handen omklemt ze stevig een houten kruis. Ze kijkt dwars door mij heen met een blik die ik nooit eerder heb gezien en steekt over door het rode licht.
II.
Thuis plant ik in een bloempot de onrijpe eikel die ik heb geplukt in het bos waar duizend jaar geleden een kasteel heeft gestaan. Ik probeer er een nieuwe boom uit te laten groeien. Tegen beter weten in, natuurlijk, maar wie altijd redelijk is in zijn ambities leert niet met mislukkingen om te gaan.
Minor love can be shorn like a scarf
“Je gaat hierover schrijven, he?”, vroeg ze terwijl ze voor de zoveelste keer die avond aan de uitslag op haar armen krabde. Ik knikte. Ik was in Mechelen met Maartje, bekend van het internet, die daar deze week woont omdat ze op de konijnen van haar broer moet passen. Ze gaf die konijnen ook het oranje van de wortel te eten en hoe vaak ik ook herhaalde dat dat geen goed idee was, ze zou dat blijven doen.
Maartje praatte over een land waar ik nooit ben geweest op een toon die verliefdheid verried, en voegde daaraan toe dat ze nooit op die manier over mij zou kunnen spreken. Ze had avontuurlijke verhalen over klapbanden in de woestijn en kinderen die haar de waterijsjes uit de handen graaiden en autorijden aan de verkeerde kant van de weg, vertelde ze, dat is even moeilijk als met de ene hand cirkels draaien over je buik terwijl je de andere op en neer boven je hoofd beweegt.
We dronken wijn in café’s voor vrouwen van middelbare leeftijd en daarna bracht ik haar in ruil voor een foto van Justin Bieber naar huis, of tenminste: naar het huis van haar broer. Toen ik terug in Leuven de foto wilde inscannen bleek mijn iMac niet meer te werken. Ik zette mijn wekker een uur vroeger, zodat ik nog voor de middag naar de computerwinkel kon. Gedoe. Alles is altijd gedoe.
Bananenbrood
Nergens openbaarde de onvoorwaardelijkheid van mijn liefde zich meer dan in de wekker die ik zaterdagochtend op half zes heb gezet, zodat ik haar op tijd naar Gent kon brengen om een bus te halen naar nog verder van mij weg.
Als afscheid hadden wij de dag ervoor doorgebracht zoals kinderen hun vakantie vieren, door bananenbrood te bakken en Doctor Who te kijken en te gaan wandelen in het bos, waar wij bij alles wat wij zagen vragen verzonnen waarop de ander het antwoord niet wist. Bij welke temperatuur menselijk bloed begint te koken, wilden wij weten, en of een ezel ook benen heeft – want hij lijkt genoeg op een paard om die te verdienen. Wij probeerden de oplossing te vinden met logisch nadenken alleen.
If I was young, I’d flee this town
Er bestond een tijd waarin het woord zigeuner nog indruk maakte. Het was een scheldwoord, dat wel, maar het sloeg op wonderlijke mensen die zonder omkijken naar een ander land trokken wanneer ze het ergens beu waren, die elke avond dansten en muziek maakten en die bijzondere dingen konden, zoals kwalen genezen en met de dieren spreken. Vandaag zijn zigeneurs gewoon christenen in een full-option caravan en schemert hun muziek nog enkel door in de platen van een Amerikaanse stadsjongen die nooit dichter bij de Balkan is geweest dan Parijs.
En wie weet had ik niet eens van Beirut gehouden als die muziek niet míj had gekozen – door een titel te lenen aan het mooiste toneelstuk dat ik vorig jaar heb gezien, door toevallig op de radio te springen tijdens de vreselijkste autorit van mijn leven, door op het juiste moment met de juiste platenhoes in de winkel te liggen toen ik mijn eerste vinyl kocht.
Vanavond stond ik met de bassist van Six Hands in het Rivierenhof in Deurne. Het septet van Amerikaanse stadszigeuners speelde een uur lang liedjes over alles wat had kunnen zijn, maar nooit is geweest. Terwijl de drummer manisch lachte en de blazers schetterden, dacht ik terug aan wat William Fitzsimmons vorige winter in Brussel zei: “it shouldn‘t be this much fun playing these sad songs.”
Beirut in de kiosk van het Rivierenhof was mijn optreden van het jaar. Ik ben bereid vanaf nu binnen te blijven om dat zo te houden. Terug thuis deed ik iets wat volgens de ongeschreven concertregels eigenlijk niet mag: ik legde meteen Gulag Orkestar nog eens op.