Magnolia

De buschauffeur keek ongeïnteresseerd naar mijn abonnement en las daarna verder in zijn krant. Op de dubbele bank voorin zat een forse zwarte vrouw haar ogen op te maken zonder spiegel. Door de vermoeidheid haperde mijn kortetermijngeheugen, zodat ik mij nog vóór ik plaatsnam al haarfijn kon herinneren hoe de buschauffeur zijn mascara aan het bijwerken was geweest toen ik opstapte.

(meer…)

I’ve built my dreams around you

Het spijt me, het spijt me zo, maar de irritatie die mijn eindejaarslijstjes bij jullie opwekken is veel kleiner dan de paniek die ik zou voelen door te breken met een jarenlange traditie. Dit was bijgevolg 2011:

  • Boek: Freedom  was te vervelend en het boek van Jon Richardson te herkenbaar. Het zusje van de bruid was net vervelend genoeg en het boek van Rob Waumans net herkenbaar genoeg.
    Update: het is 31 december, elf uur ’s ochtends en ik heb net in één ruk door Onder vrienden van Paul Baeten Gronda uitgelezen. Het bleek het enige boek dat ik hier, nu, op mijn bijna-dertigste absoluut moést lezen – een perfecte spiegel van mijn eigen gedachten. Op de valreep, maar absoluut top.
  • Cd: The  Vaccines maakten de lente, maar werden gemakkelijk aan de kant geschoven voor Roosbeef en Spinvis. Dit jaar pas heb ik voor het eerst For Emma, forever ago gehoord. Dit jaar pas heb ik voor het eerst The National gehoord. Ook mijn ontdekkingen spaar ik op voor crisistijden.
  • Film: Submarine eindigt op eenzame hoogte. In Vlaanderen hebben veel te weinig mensen Noordzee, Texas gezien – zonder twijfel de film die mij dit jaar het meest heeft verrast.
  • Theater: het gat dat de Joke Schauvliege Challenge heeft achtergelaten, is nooit gevuld geraakt. In 2011 heb ik werkelijk niets gezien dat een plaats in deze lijst verdient.
  • Concert: brons voor  Roosbeef op een veel te koude avond in Gent, het zilver gaat naar de eenmansstunt van Elvis Costello in de Elizabethzaal. Beirut eindigt nog een plaats hoger dan in 2010. Als dit zo doorgaat, moet ik tegen volgend jaar voor Zach Condon een nieuwe kleur medaille verzinnen.
  • Televisie:  het was een goed jaar voor de Britse commerciële televisie, dankzij  10 o’ clock live en de  Black Mirror-reeks.
  • Werk:  het lijkt alsof alles perfect is gegaan, met een relletje, een nieuwe opdrachtgever, voorstellen die blijven binnenkomen en zelfs een nominatie voor een grotemensentaalprijs. Waarom lijkt het dan nog steeds alsof ik zomaar wat doe?
  • Persoonlijk: het was het jaar van besluiteloosheid en voor alles bang. Het was een jaar van alles kwijt. En toch heb ik me af en toe uitstekend geamuseerd. Toen ik pas met het internet begon, bestonden er van die ellendige vragenlijsten die je moest invullen en doorsturen naar je vrienden. Eén vraag daarin luidde altijd: “wie is de leukste persoon die je dit jaar hebt leren kennen?” Begin maar te kiezen, met zo veel  lieve  nieuwe mensen.

Black Mirror

Ik heb het even nagekeken: het is al van 2009 geleden dat ik op deze plaats nog een televisieprogramma heb aanbevolen. De eerste nieuwe tip na zo’n lange tijd kan dus maar beter fameus de moeite zijn. Welaan dan.

(meer…)

Soms leek ik Hazes

Vandaag was de eerste keer dat ik zonder noemenswaardige problemen een internationale trein nam. Naast mij zat een oude man die naar alcohol rook. Hij begroette mij in het Frans, maar las een Nederlandstalig boek waarrond hij als bladwijzer een elastiek had geschoven. Iedere keer hij een bladzijde wilde omslaan, moest hij de pagina half omvouwen en voorzichtig onder de elastiek door wurmen. Dat duurde zo lang dat ik er zenuwachtig van werd. Ik probeerde hem te negeren en verbeterde een paar teksten. De muziek van Mogwai op de koptelefoon maakte mij nog labieler dan ik al was.

In  Amsterdam ergerde ik mij al na tien minuten rot aan de luidruchtige Britse en Russische toeristen. Ik at twee bagels onderweg naar mijn afspraak in een statig herenhuis vlakbij het Rijksmuseum. Een jongen met een baard zat in kleermakerszit op zijn bureaustoel en toonde mij dingen op de computer, waarna hij uitlegde hoe hij die had gemaakt. Ik begreep het meeste van wat hij zei. Door het raam achter hem kon ik het water zien en hoe het verkeer langzaam drukker werd voor de avondspits.

Nadat de jongen was uitgepraat, wandelde ik terug naar Centraal met een collega die nog nooit in Amsterdam was geweest. We maakten een omweg door de P.C. Hooftstraat en een stukje van het Vondelpark en ik toonde hem de Keizers- en de Herengracht. Ik vertelde standaardfeitjes over de geschiedenis van de stad en legde uit hoe het komt dat alle huizen er zo hoog en smal zijn. Alles was goed, tot ik bedacht dat ik evengoed precies dezelfde weg had kunnen nemen om dan te zeggen: hier en hier ben ik met haar geweest, en dit is onze Albert Heijn, en daar is de bank waarop zij  heeft gehuild om alles wat ik toen verkeerd had gedaan.

Someday there’ll be a cure for pain

Op de bus zat ik naast een professor geneeskunde die in gesprek was met twee vrouwen die hij kende van het ziekenhuis. Hij praatte opgewonden over een nieuw medicijn dat de chemische balans kon herstellen bij patiënten met defecte dopaminereceptoren, of zoiets.

Dopamine, herinnerde ik mij, is een stof die ons lichaam aanmaakt wanneer we verliefd zijn – want alles is alleen maar een stof die wij aanmaken.

De eerste vrouw luisterde overdreven geboeid, zelfs flirterig, naar alles wat de professor vertelde. Ze stelde de ene vraag na de andere en reageerde met een enthousiast “ja” op de bijkomende uitleg die hij gaf.

“Ja”, echoode de tweede vrouw dan telkens veel stiller, terwijl zij door het raam naar buiten keek. Zij werd niet in het gesprek betrokken.

I was a fine idea at the time

“Het enige dat erger is dan San F. Yezerskiy te zijn, is zijn passagier te zijn”, zei Geert Simonis, waarna hij verder ging met gillen als een wijf in elke scherpe bocht die veel slechter had kunnen aflopen maar dat uiteindelijk toch niet deed, dus waarom kloeg hij dan zo?

Ik reed binnen in een van die dubieuze parkeergarages die ik alleen opzoek wanneer ik met hem naar een optreden ga. Een gevaarlijk steile helling leidde naar de -1, waar parkeervakken schijnbaar zonder enige logica op de grond geschilderd waren. De markeringen waren ook veel te smal voor een auto, alsof de eigenaar dat expres zo had uitgedacht om zijn klanten tot waanzin te drijven. Ik liet mijn wagen dwars over twee vakken achter. De trappenhal rook naar pies. Het nachthek zag eruit alsof het in jaren niet meer open was geweest.

(meer…)

Mart

Bij het binnenkomen had ik, zonder te weten of dat wel mocht, mijn jas opgehangen in het salon waar de échte vips zaten bij te praten en koffie te drinken. Omdat ik geen tweede keer zo onwennig die ruimte wilde binnenstappen, bleef ik tijdens de receptie na de prijsuitreiking wat rondhangen in de buurt van de deur, tot ik er zeker van kon zijn dat iedereen was vertrokken.

Pas toen ik al binnen stond, merkte ik dat het salon toch niet helemaal leeg was. Op een meter of twee van het kamerbrede raam stond een gezette oudere man met witte haren naar buiten te kijken. Hij had zijn handen losjes in de zakken. Zijn nette zwarte pak stak sterk af tegen het grijze tapijt en de bruinleren fauteuils. Hoewel ik hem alleen van achteren zag, herkende ik hem meteen.

De man was Mart Smeets. Ik kon zelf niet zien waarnaar hij precies keek, maar ik wist dat daar beneden het plein lag, waar op dit uur honderden pendelaars van en naar de bussen liepen. Naar dat gewriemel stond Mart dus waarschijnlijk te staren, ondertussen diep in gedachten verzonken.

Zo bleven wij daar enkele seconden staan: Mart Smeets keek naar buiten en ik keek naar de rug van Mart Smeets.

Daarna draaide ik me om naar de kapstok. Er hingen nog drie jassen aan: de mijne, een groene damesmantel en een trenchcoat met sjaal, die van Mart moet zijn geweest. Ik liep voorzichtig verder, nam mijn jas en ging naar buiten. Vlak voor ik het salon verliet, keek ik nog eens om. Mart Smeets had mij niet eens opgemerkt.