Omdat ik nu ook niet élke week verliefd kan worden op een misdaadauteur of columniste, zullen we het vandaag maar eens hebben over de nieuwste schatten die ik heb bovengehaald uit de bodemloze oceaan van het consumentisme, in de duikersklok van mijn vast inkomen. Als vergezochte metaforen ook onder de sperperiode vallen, kan ik me aan een serieuze boete verwachten.
De eerste parel in mijn boodschappenoester is het boek The ode less traveled, waarin Stephen Fry (de man die vaker opduikt op deze weblog dan ikzelf) de anglofiele hobbydichter voorziet van alle theorie over taal en metriek die hij nodig heeft om een heuse Bart Moeyaert te worden. Nee, grapje: ik bedoel een Ramsey Nasr. Een boek, kortom, dat geen hond ooit zou kopen als het door iemand anders was geschreven, maar dat in dit geval moeilijker weg te leggen valt dan een smos américain door onze Vlaamse jeugd.
Wees maar niet bang: dat ik vanaf nu zelfs de telefoon beantwoord in vijfvoetige jamben, betekent nog niet dat ik ook zelf kutgedichten zal beginnen schrijven. Ik heb het al moeilijk genoeg met deze blogposts en het andere hooi op mijn lettertjesvork.
Verder nog gekocht: Datumloze dagen van Jeroen Brouwers (dan komt die arme man de winter tenminste door) en de lang niet onaardige documentaire Jesus Camp, enkele maanden geleden nog uitstekend besproken door – hee, kijk eens aan – mezelf.
Het was een mooie zomer die we deelden.