Een keer per jaar koop ik een boek waarvan ik nog geen enkele recensie of aanbeveling heb gelezen. Ik overloop snel de nieuw binnengekomen lading op zoek naar leuke covers en stort mij dan ongegeneerd op het mooiste meisje van de klas. Vorig jaar heb ik zo Frank Westermans Ararat ontdekt, dit keer bleef het rad stilstaan bij Man in het duister, de nieuwe novelle van Paul Auster. Ik had nog een maand kunnen wachten op de Engelstalige versie, maar uw Yezerskiy is een ongeduldige Yezerskiy.
Drie dagen lezen en uit: Man in het duister is geen grote Amerikaanse klassieker, niet de ultieme roman die je hele manier van denken overhoop zal halen. Gelukkig heeft Auster die ambitie ook niet, hij wil gewoon een verrekte goed verhaal vertellen. Zoals dat van August Brill, de oude, kreupele man die ’s nachts wakker ligt terwijl zijn dochter en kleindochter onder hetzelfde dak wél slapen. De drie personages worstelen met hun eenzaamheid en de verschrikkelijke, maar tegelijk zo frustrerend herkenbare wending die hun leven heeft genomen. Brill verzint verhaaltjes om aan zijn gedachten te ontsnappen, maar zelfs daarin vindt de realiteit altijd weer haar weg naar binnen. Denk Big Fish, maar met het licht uit.
Deze opzet verraadt al dat Man in het duister gewoon een titel is waaronder een aantal van Austers kortverhalen samenklitten omdat ze beseffen dat ze samen meer kunnen bereiken dan alleen. Een beetje zoals de jongens van East 17, of wat staat er tegenwoordig zoal in de hitparade? Hoe korter de stukjes, hoe sterker de indruk die ze nalaten: op drie, vier bladzijden weet Auster de hele sfeer van Tokyo Story over te brengen, en vooral de drie oorlogsanekdotes in het midden van het boek, amper twee bladzijden per stuk, zullen me de rest van mijn leven bijblijven.
Drie dagen lezen, en daarna draait deze dwaze wereld door. Ik denk dat ik ook maar eens een verhaal verzin, daarin komt alles goed.