Meer dan een maand nu heb ik hier niets meer verteld. Ik heb niet genoeg verhalen om deze stukjes te vullen en ik heb er geen tijd meer voor, sinds ik mijzelf een deadline heb opgelegd voor een boek dat er waarschijnlijk toch niet komt.
Veel vaker dan vroeger zit ik depressief voor mij uit te staren. Ik heb liever niet dat iemand dat weet. De helft van de mensen vindt dat dan erg en de helft vindt dat ik overdrijf. Binnenkort bestel ik op het internet zo’n kussen met armpjes en dan heb ik geen van beide helften nog nodig.
Ik herlees oude brieven, niet omdat ik dat wil maar omdat ik nodig heb wat erin staat, en ik breek elke keer opnieuw. Het valt me ook nu weer op hoe overdreven zinnelijk je altijd schreef – als Peter Verhelst die na een maand in een isoleercel de wereld opnieuw ontdekt – en dat niets ooit eenvoudig was. Alles wat je voelde of hoorde of las, liet meteen een litteken achter, dat je voor altijd met je zou meedragen.
Het exacte tegengestelde van mezelf: ik relativeer alles onmiddellijk kapot. Ik verzin een verhaal en vind het meteen een stom verhaal in vergelijking met alle andere die ik zou kunnen vertellen. Ik merk hoe slecht het met mij gaat en stap toch de bus op, omdat ik vind dat ik maar niet zo flauw moet doen. Ik denk aan jou en hou me voor dat het gewoon toeval is dat ik sinds die zomer niets meer geschreven heb. Misschien is het gewoon op, heb ik mezelf intussen genoeg herhaald. Misschien maak ik gewoon te weinig mee.
Ik heb niet genoeg verhalen om deze stukjes te vullen. Het wordt tijd dat ik nieuwe mensen ontmoet, en een paar oude opnieuw opzoek. Mensen die aanvoelen als een kussen met armpjes en even weinig vragen stellen.