I could go there, but I’m not going

Ik verkocht mijn auto op de dag dat Rundskop genomineerd werd voor een Oscar. Ik volgde de persconferentie op mijn bureau, over het internet, en hoorde het gejuich van mijn collega’s die beneden ook zaten te kijken. Niet veel later stond de inkomhal vol journalisten die de inderhaast bijeengeroepen persconferentie wilden bijwonen. Vanaf dan zou ik het grote nieuws ieder half uur op de radio horen: vlak voordat ik vertrok op het werk, toen ik thuis binnenkwam om mijn sleutels op te halen, op de achtergrond bij het ondertekenen van het contract in de tweedehandsgarage.

De garage was zo onopvallend dat ik er in het halfdonker twee keer voorbij reed. De derde keer zag ik dan toch het uithangbord, met een pijl die wees naar de achterkant van een laag, grijs gebouw. Met veel moeite draaide ik een kleine parking op, die al vol stond met een twintigtal auto’s zonder nummerplaat. Een oude man kwam uit het kantoor naar buiten. Hij begroette mij met dezelfde zachte opastem als eerder aan de telefoon. Hij had een zwaar Leuvens accent. Ik gaf hem mijn papieren, die hij controleerde terwijl hij rondjes om de auto liep. Met zijn rechterhand wreef hij hier en daar over de lak. Daarna stapte hij in. Hij startte de motor en maakte een paar  manoeuvres, hoewel daar niet genoeg ruimte voor was. Ik vertelde hem over het lampje van de ABS, dat af en toe zonder reden oplichtte, maar dat kon hem weinig schelen. Ik vertelde hem niet over de cd-speler die geen cd’s meer wil uitgooien, waardoor ik al twee jaar onafgebroken naar Tindersticks luister.

“Wat wil je ervoor?”, vroeg de man. Ik noemde een getal. Hij knikte en maakte een gebaar naar waar het kantoor was. Binnen zette ik mijn handtekening op een papier, terwijl de man een stapel briefjes van honderd bovenhaalde. “This is a  cash business”, hoorde ik Tony Soprano zeggen in mijn hoofd. Ik nam het stapeltje aan, vouwde het dubbel en stopte het in mijn binnenzak. “Zo, dat was dat. Ik zal je afzetten.” Met twee nummerplaten onder mijn arm stapte ik een relatief nieuwe Ford Focus in. Het duurde bijna tien minuten voor de man tussen alle andere auto’s door zijn parking uitgeraakte. Toen dat eindelijk was gelukt, kon hij de afstandsbediening van het ijzeren toegangshek niet meer vinden. We reden terug de garage binnen, waar bleek dat het ding de hele tijd onder zijn billen had gelegen.

Pas veel later bereikten we het station. Ik liep meteen door naar de bank, zodat ik het geld in mijn binnenzak op mijn rekening kon storten, en daarna naar de frituur. Het was zeven uur geworden. Op het radionieuws hoorde ik dat  Rundskop  genomineerd was voor een Oscar.