De buschauffeur keek ongeïnteresseerd naar mijn abonnement en las daarna verder in zijn krant. Op de dubbele bank voorin zat een forse zwarte vrouw haar ogen op te maken zonder spiegel. Door de vermoeidheid haperde mijn kortetermijngeheugen, zodat ik mij nog vóór ik plaatsnam al haarfijn kon herinneren hoe de buschauffeur zijn mascara aan het bijwerken was geweest toen ik opstapte.
Ik kreeg een mail van de vriend met wie ik die avond iets zou gaan eten. Daarin vertelde hij dat ik mocht kiezen waar we heen gingen, op voorwaarde dat ik er nog nooit eerder was geweest. Omdat ik wel hou van een stukje wilde spontaniteit, zocht ik de hele namiddag lang alles op wat ik kon vinden over het hamburgerrestaurant dat iemand mij ooit had aangeraden – van de openingsuren en de menukaart tot de handigste manier om er te geraken met de metro. Ik bereidde alles in zoveel detail voor dat ik vergat om geld af te halen, zodat ik uiteindelijk het eten niet kon betalen.
Het restaurant viel mee, al was het misschien net iets te hip. Om een of andere reden probeerden de eigenaars de sfeer van een authentieke Amerikaanse diner te combineren met goedkoop Ikeadesign. Op de achtergrond speelde een cd van JJ Cale die ik kende, maar waarnaar ik al jaren niet meer had geluisterd.
Halfweg het vierde nummer wist ik dat zodadelijk Magnolia zou beginnen en dat ik dan zou terugdenken aan mijn beste vriendin van jaren geleden, aan wie ik altijd alles vertelde en die ik had vastgehouden nadat ze op mijn bed in slaap was gevallen toen ze die ene namiddag naar Full Metal Jacket wilde kijken. “Ik ben niet iemand die aanvaardt dat mensen zomaar kunnen verdwijnen”, mompelde ik tijdens de intro, net stil genoeg opdat de vriend mij niet zou verstaan.
“Wat zeg je?” “Hmm? Niks.”
We vertrokken naar een café vlakbij dat ik alleen kende van naam. In een enorme ruimte achter de toog stonden alle tafels geschikt in een cirkel rond een oude vleugelpiano, waardoor het toch leek alsof er plaats te kort was. Aan de muren hingen spiegels, sommige daarvan versierd met drankreclame uit het begin van de vorige eeuw. Er was erg veel lawaai, of toch meer dan in een ander café, zo vroeg op de avond. Meer nog dan door het rumoer werd ik afgeleid door de mensen die de hele tijd af en aan liepen. Zo ergerde ik mij rot aan een jongen met krullen die een t-shirt aanhad dat niet paste bij de trui die hij daarover droeg. Aan zijn linkerschoen hing een sliert wc-papier. Hij lachte overdreven luid om iets wat de barman zei en kocht twee zakjes chips – één paprika en één gewoon. Ik deed mijn best om hem te negeren en dronk bier dat ik met geleend geld betaalde.
Op de bus naar huis was ik de enige passagier. De chauffeur luisterde naar een zender die alleen maar ballads uit de jaren tachtig draaide. Na een tijdje zette hij zuchtend de radio uit. De rest van de rit was er stilte. Ik vond het prima zo.