Op de bus zat ik naast een professor geneeskunde die in gesprek was met twee vrouwen die hij kende van het ziekenhuis. Hij praatte opgewonden over een nieuw medicijn dat de chemische balans kon herstellen bij patiënten met defecte dopaminereceptoren, of zoiets.
Dopamine, herinnerde ik mij, is een stof die ons lichaam aanmaakt wanneer we verliefd zijn – want alles is alleen maar een stof die wij aanmaken.
De eerste vrouw luisterde overdreven geboeid, zelfs flirterig, naar alles wat de professor vertelde. Ze stelde de ene vraag na de andere en reageerde met een enthousiast “ja” op de bijkomende uitleg die hij gaf.
“Ja”, echoode de tweede vrouw dan telkens veel stiller, terwijl zij door het raam naar buiten keek. Zij werd niet in het gesprek betrokken.