When in doubt, you move on

Vandaag dacht ik: “laat ik eens de traagst mogelijke bus naar huis nemen. De berusting in mijn verloren avond zal louterend werken en ik zal kunnen nadenken en alles zal eindelijk op de juiste plaats vallen in mijn hoofd.”

Misschien was ik iets te optimistisch.

De hele rit lang heb ik opeengeperst gezeten tussen twee zwarte vrouwen en hun zakken vol huisraad, die samen drieënhalf van de vier stoeltjes in beslag namen. Omdat zelfs dat niet volstond, droeg de dikste vrouw een klein, taupe sierkastje op haar schoot. De zakken links van mij zaten boordevol kerstdecoratie, ontdekte ik toen een doos met gouden strikken op de grond viel. De handtas van de tweede vrouw duwde oncomfortabel tegen mijn knie. Aan mijn rechterkant zat een moeder met twee kinderen, die schreeuwend over elkaar heen kropen. Ik herinnerde mij dat ik hen al eens eerder op deze bus had gezien, en dat ik ook toen de kinderen al had verwenst.

De bus reed door het dorp waar ik een paar jaar geleden nog uren heb rondgelopen, op zoek naar een meisje dat ik vroeger kende maar dat op een dag spoorloos uit mijn leven, en bij uitbreiding de maatschappij, was verdwenen. Ik zocht er niet naar het meisje zelf, maar eerder naar de herkenning van een plek waar wij samen hadden gezeten, zodat ik er tenminste zeker van kon zijn dat het allemaal echt was gebeurd.

We reden verder door straten die ik nog nooit had gezien. Een magere man in wielertenue liep met zijn koersfiets aan de hand naar huis, terwijl hij op zijn buik een baby in een draagdoek droeg. Uit een huis aan de overkant klommen twee mannen door het dakraam naar buiten. Een reclamebord vermeldde de geboorte- en sterfdatum van Keizer Karel. “1558, 1558”, mompelde ik in mezelf, voor het geval ik dat jaartal ooit als antwoord zou moeten geven in een kwis.

Het werd al donker toen we eindelijk in Leuven aankwamen. Ik had meer dan vijftig bladzijden Nick Hornby gelezen, maar verder was er niets gebeurd dat mij ook maar een stap in de goede richting hielp.