Dinsdagnacht op de trein ben ik aan de praat geraakt met een koppel stomdronken Canadezen. Dat viel nog niet mee, omdat ze voortdurend in slaap vielen middenin het gesprek en zich daarna niet meer konden herinneren wat ze mij precies hadden gevraagd. De eerste was slank, met warrig zwart haar en een baard en koos er al snel voor om gewoon tegen het raam verder te dutten. De tweede was dikker, had kort blond haar en gaf een veel jovialere indruk, al lag dat waarschijnlijk aan de Deliriums die hij de hele avond had gedronken.
De twee moesten naar Leuven en net zoals ik waren ze per ongeluk op de traagst mogelijke trein gestapt. We hielden halt in plaatsen als Haren-Zuid, Erps-Kwerps en Veltem en bij elk van die tussenstops moest ik de blonde jongen ervan overtuigen dat hij echt wel de goede kant op ging. Hij lag languit, met zijn voeten op de bank, en kreeg daarover een opmerking van de conductrice. Toen zij even later terugkwam met een paar krantjes om onder zijn schoenen te leggen, was hij daarvan zo onder de indruk dat hij “I love you” bleef roepen tot ze helemaal uit het zicht was verdwenen.
Na bijna drie kwartier reden we Leuven binnen. De Canadezen en ik wensten elkaar nog een prettige nacht. De laatste bus was al vertrokken, ik moest te voet naar huis. Aan het einde van de Bondgenotenlaan kwam ik de dikke jongen opnieuw tegen: hij reed mij zwalpend voorbij op een damesfiets. Zijn vriend was nergens te zien.