Doorgaans volg ik het voetbalnieuws met hetzelfde enthousiasme als een vijftienjarig meisje een les zedenleer. Ik weet wat alle woorden betekenen, maar ze dringen niet tot mij door. Ik zit met mijn rug naar het bord en speel ongeïnteresseerd met mijn gsm. Zo is de begintune van Sportweekend iedere zondagavond mijn cue om te gaan afwassen – alles liever dan een half uur lang te moeten luisteren naar welke trainer er nu weer is ontslagen omdat hij het bestond twee wedstrijden op rij te verliezen.
En toch was er deze week iets aan het nieuws over jou dat meteen mijn volledige aandacht trok. Het oversteeg het louter sportieve. Het ging over de complexe relaties tussen mensen, over de allergrootste emoties. Je kan het beroepsmisvorming noemen, maar ik zag er meteen een kortverhaal in. Eentje evenwel dat ik nooit zal schrijven: kortverhalen zijn de trainingssessies van de literatuur. Het zijn repetitieve vingeroefeningen die mij al na een kwartier de keel uithangen. Ik wil meer. Ik wil topwedstrijden spelen en anders niets. Iets zegt me dat jij die houding wel begrijpt.
Door me zo ostentatief van het voetbal af te keren, heb ik helaas ook jouw opkomst gemist, je razendsnelle overgang van jonge belofte naar sterkhouder bij een van de grootste clubs van het land. Ik kan me jouw leven in het voetlicht nauwelijks voorstellen, maar ik beeld me in dat dat soort aandacht verslavend werkt. Dat er een punt komt waarop je niet alleen zélf weet dat je de beste bent, maar veel meer nog van anderen verwacht dat zij dat erkennen. Ik heb wel eens mijn eigen naam ingetypt op Google, maar daarmee valt het allicht niet te vergelijken.
Neen, veel meer nog dan jouw al bij al gezonde honger naar aandacht, herken ik je opvliegendheid wanneer iemand je onrecht aandoet – die plotse woede die oplaait wanneer onmacht en frustratie de overhand krijgen. Zonder nadenken doe je dan iets waarvan je later beseft dat het geen goed idee was. De deur dichtslaan bij de nationale ploeg, bijvoorbeeld, omdat de nieuwe coach niet begrijpt hoe belangrijk jij voor hem bent. De voorzitter van een rivaliserende club aanvliegen, na een wedstrijd waarin je zes doelpunten om de oren hebt gekregen. Ikzelf word razend wanneer ik anderen zich zie misdragen in het verkeer. Ben jij een koelbloedige chauffeur, Stijn?
Wat ik wil zeggen: de frustratie waaruit die beruchte internetberichten zijn geboren, die ken ik. Ergens bewonder ik je zelfs om wat je hebt gedaan. Met een contract tot je vijfendertigste had je je zaakjes perfect voor elkaar, maar dat was niet genoeg voor de Stijn Stijnen die jij voor ogen had. Je wilde nummer één zijn en anders niets. Je wilde vooral nummer één genoemd worden.
Weet je aan wie ik moest denken toen ik het nieuws voor de eerste keer hoorde? Aan Walter “Pico Coppens” Michiels. Na vier seizoenen bleek de grote ster van F.C. De Kampioenen een minder grote geheelonthouder te zijn dan zijn personage in de serie. Hij misdroeg zich zelfs zo erg dat de VRT-directie geen andere keuze had dan hem uit de reeks te schrijven. Michiels raakte aan lager wal, werd veroordeeld omdat hij drugs verkocht aan minderjarigen en woont sindsdien in een caravan, die hij afgelopen zomer op het dorpsplein van Neerlinter parkeerde omdat hij nergens anders meer terecht kon.
Vergeef het me, Stijn, maar heel even stelde ik jou in zijn plaats. Ik kreeg een beeld van jou, tien jaar later dan vandaag in een rammelige trailer op de Grote Markt van Hasselt, scheldend op iedereen die je ooit onrecht heeft aangedaan. Hoe je met deze affaire omgaat, zal bepalen of het zover komt. Zet je erboven, Stijn. Word niet de Pico Coppens van het Belgische voetbal.
Ik wens je alle goeds in je volgende job.
Je,
San F. Yezerskiy