Rechts van mij stond met zijn handen in zijn zakken een man te wachten. Zo’n man van vijfendertig, je kent ze wel, net iets te groot en net iets te dik, voornamelijk in het bruin gekleed met daarover een donkerblauwe jas met kap. Hun spullen dragen ze nog steeds in een rugzak van Eastpak – groot formaat, met een extra riempje voor om de borst.
De man wiegde traag en geduldig van het ene been op het andere, alsof hij zelf de pendel was die de seconden wegtikte tot de trein zou komen. Net toen zijn bewegingen mij bijna in trance hadden gebracht, veerde hij op. Hij rekte zich helemaal uit en torende nu nog verder boven de andere wachtenden uit. Op zijn wangen verscheen een blos. In de mensenmassa die zojuist langs de trap naar boven was gekomen, had hij iemand herkend.
“Steven!”, riep hij, en: “dat is lang geleden!”
Steven, ongeveer dezelfde leeftijd maar gemakkelijk anderhalve kop kleiner, ongeschoren, met een warrige haardos en een modieuze bril, schrok. Hij keek een moment wild om zich heen, alsof de mogelijkheid nog bestond dat er een andere Steven werd bedoeld, maar ging dan toch bij zijn kennis staan. “Jaja, net gedaan met werken”, zei hij ter begroeting. “Blij dat het weekend is.”
Stilte.
“Zeg, sorry, maar ik ga daar staan”, ging Steven verder, en hij wees naar de andere kant van het perron. “Anders heb ik in Leuven te weinig tijd om over te stappen.” De man dacht even na en knikte daarna begrijpend. Met nog steeds evenveel enthousiasme wenste hij Steven een prettige avond.
De man bleef alleen achter en wachtte met zijn handen in zijn zakken verder op de trein. Hij wiebelde niet meer, waardoor de seconden meteen een stuk langer leken te duren. Regelmatig keek hij nog eens opzij, in de richting waarin zijn kennis verdwenen was, met een zenuwachtige glimlach rond zijn mond.