Zestien dagen lang heb ik mijn kapper proberen te bellen voor een afspraak. Ik zeg ‘mijn kapper’, want ik ben daar een jaar geleden eens één keer geweest. Net toen ik alleen zijn faillissement nog wilde aanvaarden als excuus, nam hij toch de telefoon op.
Vanochtend heb ik mij overslapen. In het kapsalon stond een speciale radiozender op die alleen maar muziek draait waaraan niemand zich kan ergeren en daar ergerde ik mij mateloos aan. Terwijl het op de achtergrond ging van take a look at me now en she’s a maniac, maniac on the floor legde ik uit wat ik wou. “Maar de helft mag er toch wel af?”, vroeg de kapper, waarna hij vier vijfde van mijn haar wegknipte. Telkens wanneer ik mijn ogen samenkneep en dacht van “nu is het toch écht kort”, nam hij een andere schaar en begon opnieuw. Ik zei er niets van, want het mannetje achter de kassa van de Spar hoeft mij ook niet te vertellen hoe ik triestige stukjes moet schrijven.
Daardoor ben ik nu kaal en vertoon ik mij tot de zomer niet meer in het openbaar. Daarna knip ik mijn haar gewoon weer zelf, met een roestige schaar en zonder spiegel en niemand zal merken dat er iets aan mij is veranderd.