Bananenbrood

Nergens openbaarde de onvoorwaardelijkheid van mijn liefde zich meer dan in de wekker die ik zaterdagochtend op half zes heb gezet, zodat ik haar op tijd naar Gent kon brengen om een bus te halen naar nog verder van mij weg.

Als afscheid hadden wij de dag ervoor doorgebracht zoals kinderen hun vakantie vieren, door bananenbrood te bakken en Doctor Who te kijken en te gaan wandelen in het bos, waar wij bij alles wat wij zagen vragen verzonnen waarop de ander het antwoord niet wist. Bij welke temperatuur menselijk bloed begint te koken, wilden wij weten, en of een ezel ook benen heeft – want hij lijkt genoeg op een paard om die te verdienen. Wij probeerden de oplossing te vinden met logisch nadenken alleen.

Logisch zou zijn geweest dat zij nog een dag langer was gebleven, en daarna nóg een, maar toch liep ik zaterdagochtend door een gapende stad, op zoek naar koffie en ontbijt. Een jonge, blonde mevrouw riep mij vanaf de overkant van de straat toe dat ze haar sleutels niet kwijt was, dat die gewoon in haar handtas zaten. Ik lachte beleefd en zij zag dat als een aanmoediging om over te steken en met mij mee te wandelen. Er volgde een onsamenhangend verhaal over de Patersholfeesten waar ze net vandaan kwam, over haar buurvrouw en een auto die voor de garagepoort stond geparkeerd. Ik vertelde dat ik koffie zocht en verwachtte dat zij mij de weg zou wijzen naar een straat waar de café’s al open waren, maar in plaats daarvan riep zij: “laat het smaken!” en spurtte weg. Haar vertrouwen in mij was grenzeloos.

Ik zou nochtans geen koffie vinden. Thuis, ja, daar wel, in een keuken die nu veel stiller was en naar bananenbrood rook.