Toen ik vanmiddag twee koppen koffie op tafel probeerde te zetten, goot ik een daarvan bijna volledig uit over mijn linkerhand. Pas vier uur later werd de pijn draaglijk en moest ik niet meer voortdurend naar de kraan lopen om af te koelen. Ondertussen lijkt alles in orde, maar de huid van mijn wijsvinger is rood en zo doorzichtig dat je eronder de aders kan zien liggen.
Vroeger gebruikte ik mijn kapotte handen als metafoor voor iets groters, maar daarmee ben ik opgehouden. Met schrijven over vroeger ook, trouwens.
Professor huisgenoot is dit weekend naar Londen geweest – hij wel. In plaats van mij daarmee uit te lachen, heeft hij seizoen drie van Gavin & Stacey voor mij meegebracht. Wij roepen hier wel vaak “ik maak u kapot!” naar elkaar, maar in feite zien wij elkaar graag.
Nu ga ik dus maar wat tv kijken vanuit mijn ziekenbed. Ik kan toch niet meer schrijven. Die vinger, he. Auw. Auw.