Geopend vóór het huwelijk

Dit weekend liet ik plannen door iemand anders. Ik geef niet graag de controle over mijzelf uit handen, zelfs niet aan alcohol of crack, maar elke dag begon op de vorige te lijken en echt veel leverde dat niet op. Dus droeg het meisje mij op om uit te slapen en te ontbijten. Om mijn moeder taart te brengen en een boek en te wachten op verdere instructies. Na de middag kwam er een sms: ik kreeg drie uur om mij klaar te maken voor de Brugse Poëzienacht.

Het werd een roadtrip met slechte muziek en weinig respect voor busbanen. Overal waar wij voorbijkwamen stonden er velden en auto’s in brand. Ik flirtte met andere chauffeurs, maar maakte daarmee veel mannen boos. Wij reden de stad binnen en discussieerden over In Bruges: volgens Remy verpestte de scène waarin Brendan Gleeson van het Belfort afspringt en dat overleeft, het hele verhaal. Ik vond dat net het mooiste moment van de film. Uiteraard had ik gelijk.

Pas in de schouwburg kreeg ik het programma van de avond te zien. Dat Leonard Nolens zou voorlezen wist ik al, maar dat ook Peter Verhelst, Gerrit Komrij en Rutger Kopland op de affiche stonden, was een complete verrassing. Vooral Kopland eindelijk te horen; die oude, vermoeide man die nog maar zo zelden buitenkomt. Hij fluisterde zelfs de dreunende hoofdpijn weg waarvan ik de hele dag al ferm had afgezien.

Die dingen gebeurden toen – soms was
de werkelijkheid zo ondraaglijk
dat er gebeurde wat niet kon.

Op de terugweg doofden wij langzaam uit. Er zit poëzie in meisjes die op de achterbank liggen te slapen. Er zit zelfs poëzie in het schermpje van de gps dat kan raden op welke plaats je het liefst zou zijn. Geen letter daarvan zal door mij worden opgeschreven.

Ergens tussen Aalst en Brussel ging de zomertijd in en ik beeldde mij in dat ik binnen een half jaar opnieuw in de auto zou zitten met een meisje, en dat ik dan om half drie zou vragen: “zullen wij nu stoppen en mag ik je dan zoenen, want ik vind je lief en straks kunnen wij verder rijden en wordt dit uur uitgewist en zal het lijken alsof er nooit iets is gebeurd.” Als zij niet zo intelligent is, of gewoon in de war door mijn uitleg, zal zij ja zeggen en dat moment beeldde ik mij in.

Vandaag bestond half drie niet. Om vier uur werd ik afgezet op de parking tegenover mijn huis en zodra ik de gang bereikte viel ik in slaap. Toen ik weer wakker werd, dreunde mijn hoofd nog steeds en ik kende het verschil niet meer tussen wat ik had gedroomd en wat er echt was gebeurd. Ik wist alleen nog van Ovidius en de zwaan.