De moraal is op, heden geen moraal

Op de Boekenbeurs van 2008 liep de 91-jarige Albert Tytgadt rond met een plan. Hij zag de lege stoel van Tom Naegels, vroeg of hij daar mocht gaan zitten en sprak de auteur naast zich aan met de woorden: “mijn leven, ge kunt daar een boek over schrijven”. Het is toeval, maar daar zat de man met de strafste verhalen van het land plots naast de strafste raconteur van het land.

Die laatste,  Louis Van Dievel (mijn mecenas, mijn etc.), liet meteen alles vallen om die verhalen op te schrijven. Toch heeft Albert Tytgadt de voorstelling van zijn boek niet meer meegemaakt. Het scheelde maar enkele maanden.

Ik was er wel. Ik kreeg een madeleine bij de koffie die ik over mezelf uitgoot toen ik Lisbeth Imbo voor mijn neus zag staan. Ik luisterde naar het gesprek dat Kaat voerde met de ravissante vriendin van de strafpleiter, die daar net zoals wij niemand kende. Ik vroeg of Louis iets liefs in mijn boek wilde schrijven.

Twee glazen wijn later werd ik losgelaten in de mooiste boekenwinkel van de lelijkste stad. De verkoper noemde mij een heerlijke man. Wij praatten over internetporno en de lingeriecatalogus van 3 Suisses. Ik kocht een novelle van Jan Wolkers, een boek over schilder nummer één en eindelijk ook Tumult, wat op algemeen applaus werd onthaald.

Om middernacht draaide ik mijn straat in. John Cale zong van “faces and names only cause problems for me”. Met dat citaat is het allemaal begonnen, toen.