My baby does the hanky panky

Mijn kapotgevroren handen zien eruit als slangenhuid. Hoe langer deze winter duurt, hoe verder de koude door mijn lichaam zal trekken, tot ik helemaal omwonden ben met gebarsten leer. Daarna zal ik vervellen, niet één keer maar tientallen keren en met ieder omhulsel dat ik afwerp word ik een iets betere man. Iemand die nieuwe dingen probeert en die ergens om geeft.

“Iemand zoals Henry Rollins?”, zal jij vragen en ik zal even nadenken en dat beamen. Iemand zoals Henry Rollins, die zijn huid van hardcorelegende en frontman jaren geleden al bij elkaar heeft geveegd en zich sindsdien toelegt op woorden alleen. De Henry Rollins die ik zo graag op Pukkelpop had gezien, vóór de zware-bierentent en een zware zonneslag daar anders over beslisten. Met kerst gaf mijn zusje mij een tweede kans cadeau.

De zin “if you think I talk too fast, think faster” is de waarschuwing waarmee de veiligheidsgordels worden vastgeklikt. Wat volgt is een drie uur durende monoloog, zonder rustpauze, zonder adempauze. Hoe deze vijftigjarige een hele zaal murw lult, dat lukt zelfs Ine Benzine niet. Aan haar jaloerse blikken merk ik dat ze dat toch graag eens zou proberen.

Het Ierse blasfemieverbod – Henry Rollins en San F. Yezerskiy, één strijd – is het eerste onderwerp in een razendsnelle opeenvolging van intelligente rants over vrijheid van meningsuiting, racisme en homofobie. De emotionele speeches waarin Rollins hardop droomt van een betere wereld, ooit, klinken soms aandoenlijk naïef, maar daarom niet minder schoon.

Een paar keer fronsen wij de wenkbrauwen. Wanneer Rollins volhoudt dat degelijk onderwijs alle criminaliteit en oorlog uit de wereld kan helpen – alsof intelligente mensen zo’n lieverdjes zijn. Wanneer hij, gelukkig maar heel even, een beschamend slechte kopie neerzet van de grote Bill Hicks. Ook mogen de anekdotes een flink stuk bondiger, al is het logisch dat Rollins trots is op alle reizen die hij heeft gemaakt. Dit is zijn leven, zoals deze saaie kutblog het mijne is.

Mijn leven, bedenk ik plots, bestaat alleen maar uit luisteren hoe mensen op een podium verhalen vertellen. Zo gaat het elke dag opnieuw en elke dag lijkt het meer en meer alsof ik zelf niets te zeggen heb.

Buiten op straat is het laat en nog kouder dan eerst. Een Engelse jongen stoot mij aan om geen andere reden dan dat ik te dicht bij hem loop. Helemaal niets van de donderpreek is tot hem doorgedrongen. Ik beheers mij wél. Ik ben een beter mens geworden vanavond. Volgens mij kun je het al een beetje zien aan mijn huid.