I.
Er bestaat een taal met alleen jouw naam. Die spreek ik wanneer jij niet bij me bent. Dat doe ik niet hardop – al heb ik dat vroeger wel geprobeerd, tot de mensen rondom mij mij niet meer begrepen en dachten dat ik gek geworden was – maar naar binnen, voor mij alleen. Soms schreeuw ik, uit ongeloof en frustratie. Dan brul ik zo oorverdovend hard dat ik voel hoe er onder mijn huid barsten ontstaan door de druk van het geluid. Andere keren fluister ik, om alvast te oefenen voor later. Want er komt een later waarin wij in het halfdonker naast elkaar zullen liggen. Dan zal ik je naam fluisteren, nog steeds in mijn hoofd, maar jij zal het horen en je zal je losmaken uit mijn armen, die zullen schrikken omdat ze vrezen dat elke omhelzing de laatste kan zijn. Maar jij zal ze geruststellen: je wilt je alleen maar omdraaien om mij te kunnen aankijken. Ik zal je ogen zien en aan hoe de schaduw om je lippen verandert, zal ik herkennen dat je lacht. Dan pas zal ik weer de taal spreken die ook de rest van de wereld kan verstaan. Ik zal zuchten en zeggen: “ik heb op je gewacht.”
II.
Er bestaat een taal met alleen jouw naam. Het lijkt een eeuwigheid geleden dat ik die voor het eerst heb gehoord. Ik was een kind toen, en me er nog niet van bewust dat de hele wereld niet draaide rond mij alleen. Alles wat er was, bestond louter omdat het door mij werd gezien. Het waren míjn voetstappen die de aarde lieten rondtollen, knarsend als een oude machine, tot de plaats voorbij kwam schuiven waar ik naartoe wilde. Zo ging het en niet anders; het was een simpele tijd waarin ik alles begreep. Tot ik op een dag wakker werd en me zelfs de meest eenvoudige woorden – bed, adem, water, droom – niet meer kon herinneren. Alleen jouw naam schoot mij te binnen en zo wist ik dat er ergens anders nóg iemand moest zijn, iemand met blonde haren die als je heel goed oplette naar papaver rook, iemand die met haar voeten óók de aarde verschoof. Het was maar een kwestie van tijd voor wij naar elkaar toe zouden draaien en op dat moment zou ik wachten.
III.
Er bestaat een taal met alleen jouw naam. Ik ben stilaan de enige die haar nog verstaat. Zoals er ook mensen zijn die, tegen beter weten in, tijdens de beste jaren van hun leven Latijn of Oudgrieks studeren, om achteraf de kronieken te kunnen lezen van een meer glorierijke tijd, waarin er tenminste nog mooie dingen werden gemaakt. Ik blijf ze tellen, lief; alle woorden die we nooit hebben gezegd, alle plaatsen die ik vermijd omdat jij er met hem zou kunnen zijn. Ik orden ze, ik stapel ze tegen de muren in rijen zo hoog dat ik ervan duizel. Je vult deze kamer met verhalen zoals je dat vroeger zo goed kon met lawaai en hoe dan ook is het voor ons nu te laat.
Er bestaat een taal met alleen jouw naam. Die oefen ik zolang jij niet bij me bent. Ik proef de klanken, ik schrijf de letters opnieuw en opnieuw tot mijn vingers geen andere vormen meer herkennen.
.
(Het is eens iets anders. In februari geschreven in opdracht van een studentenblaadje, omdat het onmogelijk is om Remy iets te weigeren. Vooral meisjes weten dat. Deze brief is ook opgenomen in 1001 liefdes: boek 9 van Creatief Schrijven, als vulsel na het geflirt tussen het prachtduo Ivo Victoria en Eva Mouton.)