Nu was ik eindelijk de mannelijkste aller activiteiten aan het uitoefenen, languit in de zetel naar het rugby kijken, toen er iemand mij kwam vertellen dat ik een sinterklaasbrief moet schrijven. Ik maak geen schijn van kans in deze wereld.
In afwachting van de wedstrijd had ik vanmorgen ook al de intrede van Sinterklaas in Antwerpen gezien. De Sint leek op pastoor Daens, Zwarte Piet maakte fouten in zijn rol en van de Ketnetfiguren die er rondliepen herkende ik niemand. Ik vond het moeilijk om in de juiste stemming te komen.
Een verlanglijstje heb ik ook al niet, omdat ik mijzelf deze week voortdurend heb getrakteerd op kadootjes waarvoor ik eigenlijk het geld niet heb. Het meest blij ben ik met Ze willen wel je hond aaien, maar niet met je praten van Roosbeef: de mooiste Nederlandstalige cd sinds god weet hoe lang, met teksten die ook gedichten zijn.
Maar ik zal een lieve brief schrijven, Sinterklaas. Daarin vraag ik een astronaut en een raket, een kamerjas voor in de winter en dat er onbekende meisjes naar mij glimlachen op straat. Of u mag iets kiezen dat u zelf heel mooi vindt. Maar wat ik echt, écht wil, daar hebt u geen zaken mee.