Might last a day, mine is forever

De column van deze week is de uitloper van een gesprek dat ik eerder deze maand had met Maarten, in een Hasselts café waar de mensen mij scheef bekeken. Of ik iets aan zijn goede raad had gehad, vroeg hij mij achteraf. Dat kan hij nu zelf lezen.

Met een beetje overdrijving zou ik Maarten de grote broer kunnen noemen waaraan mijn ouders niet hebben gedacht: ik kijk naar hem op, hij is trots op wat ik doe, we zien elkaar nauwelijks en tijdens het bijpraten valt er al eens een ongemakkelijke stilte. Hij werkt aan iets moois, maar ik denk dat ik daarover nog moet zwijgen.

Generatie A lijkt een gemakkelijke  rant tegen mijn omgeving, maar zoals altijd heb ik het vooral over mezelf. Het is schrijven als therapie, en dat ik daarvoor nog mag factureren ook.