Het een-na-laatste grijpen

Een tijd geleden, het was nog geen zomer, zag ik op weg naar het werk een dode kat liggen. Het leek alsof ze sliep aan de kant van de weg en af en toe kwam er een vogel pikken in het rode spul naast haar buik. Ik liep er voorbij en ging doen wat ik elke dag doe. Ik werkte hard, at mijn boterhammen en praatte met een meisje over ontsnappen en toen ik ’s avonds terug naar huis liep lag die kat daar nog steeds. Ik dacht: dit lijkt op het begin en het einde van zo’n artsy lowbudgetfilm over een jongen die zijn best doet om vanalles te bereiken, maar achteraf ontdekt dat hij niet beter af is dan tevoren.

Deze maand is er een lied dat op de meest onverwachte momenten terugkeert, als een motief bij alles wat ik voor altijd wil onthouden – van een toneelstuk tot een autorit.

Vroeger dacht ik dat motieven en een cyclische structuur in films en romans geforceerd werden, om de verhalen gemakkelijker en grijpbaar te maken. Ondertussen weet ik dat zij juist afgezwakt worden, om geloofwaardig te maken wat in het echt zo schoon en toevallig is.

Boek één zal een cyclische structuur hebben, en een populaire single als belangrijkste motief. Maar dat is voor volgend jaar.