Dus, gisteren stapte ik van de trein en ik vroeg aan een jongen voor de ingang van het station of hij mij misschien kon helpen – waarmee maakt niet zoveel uit, mag ik af en toe nog eens iets voor mezelf houden ook? In ieder geval, dat kon hij, en nadat hij mij geholpen had zei hij plots, zonder dat daar enige aanleiding toe was: “morgen is het mijn laatste dag.”
Ik probeerde: “oh?”, maar er volgde niets meer.
Ik drong toch aan, misschien was de jongen net ontslagen en wilde hij daar graag met iemand over praten. Nee, hij bleek het over zijn laatste dag school te hebben. Hij studeerde voor metser en na morgen had hij eindelijk nog eens een weekje verlof. Of hij geslaagd was wist hij nog niet, maar hij zou in elk geval nog een jaar verder leren. Ik wenste hem een fijne vakantie. Dat hij er maar van moest profiteren. De jongen vertrok. Alles samen: twee minuten, hoogstens.
Ik liep verder en dacht na over dat korte, stuntelige gesprekje en plots werd ik daar gruwelijk gelukkig van. Dat die jongen zo blij was met zijn week vakantie dat hij dat absoluut even aan iemand moest vertellen. En dat die andere hem daarop niet vreemd aankeek.
Ik zal nooit een huis zetten, maar als ik later een muurtje nodig heb, weet ik al wie ik daarvoor vraag. Het hoeft niet eens waterpas te zijn.