Ik neem mijn verslavingen serieus, dus stond ik vandaag al om kwart over zes aan de voet van de berg om een proloog aan mijn werkdag te breien. De berg was al verrassend actief: een man vroeg of ik een hond had en toen ik zei van niet riep hij de zijne weer bij zich. Drie teven, elk van een verschillend ras, stonden even verderop met het ezeltje te praten. Die laatste zag zijn gezelschap vertrekken en begon onbedaarlijk te balken. Ik stelde hem gerust en samen liepen we een stukje verder, op een drafje, elk aan onze eigen kant van het hek. Toen we het einde van de wei hadden bereikt, stelde ik voor om om te draaien en het hele stuk nog eens terug te lopen, maar het ezeltje vond het wel geweest.
Op de iPod kondigde Rick De Leeuw een nummer van Wire aan dat zesentwintig seconden zou duren. Ik nam mij voor om binnen die tijd twee trappenreeksen te lopen – een klim van veertig meter. Ik hield zelfs nog een “looking as limp as Monday morning” over. Ik ben sneller dan punkrock, ik ben meer doorleefd dan jazz. Een half uur later zat ik op de bus naar Brussel, nog steeds veel vroeger dan nodig. Op het station morste een man hete koffie over zijn hand terwijl hij naar zijn trein liep.