Afgelopen december heb ik mijn meter een brief geschreven voor haar vijftigste verjaardag. Sinds haar scheiding van de broer van mijn vader, ondertussen al jaren geleden, heb ik haar nauwelijks nog gezien en dat is iedereen zijn schuld en dat is niemand zijn schuld. Rode draad door die bewuste brief werd het mooiste boek uit mijn verzameling: een lichtgroene hardcover van Winnie de Poeh die ik twintig jaar geleden van haar heb gekregen op nieuwjaarsdag. Ik heb even getwijfeld of ik het resultaat hier ook zou posten, maar daar heb ik uiteindelijk van afgezien. De grens tussen mezelf en het personage dat ik cultiveer mag niet te duidelijk worden.
Niemand heeft mij meer boeken cadeau gedaan dan mijn meter. Ik kreeg boeken die mij uitlegden hoe dingen werken, zoals een galeischip of een automotor. Ik kreeg Siddharta. Ik kreeg, als bedankje voor mijn brief, een boek waarin ik nog steeds niet begonnen ben – het formaat leest niet zo handig op de trein. Deze week heb ik haar na heel lang aarzelen eindelijk míjn absolute lievelingsboek teruggestuurd: de striproman Goodbye, Chunky Rice. Omdat ik het nergens nieuw kon vinden, stond ik mijn eigen exemplaar af, dat ik drie jaar geleden heb gekocht in een boekenwinkel recht tegenover de New York Public Library. In Goodbye, Chunky Rice raken alle personages iemand kwijt van wie ze houden. Dat doen ze bewust of onbewust, omdat ze achtergelaten worden of omdat ze vinden dat ze zelf moeten weggaan. Haal een willekeurige dronken snol uit de Pavlov, en het zal haar maar weinig moeite kosten om erachter te komen waarom ik zo van dit boek hou.
En dat alles doet mij eraan denken dat ik mijn oud-collega Serge nog steeds niet gemaild heb, die ik anderhalf jaar heb achtergelaten toen ik ontdekte dat de job die wij samen deden helemaal niet bij mij paste. Serge heeft mij alles geleerd wat ik moest weten over pakjes op vliegtuigen én over vrienden maken op het werk, ook al waren we dan een unlikely couple. Hij twee keer zo oud als ik, en een man die zo mooi over zijn vriend praat dat hij zelfs de stoerste OMON-agent ervan zou kunnen overtuigen dat de betogers die hij zo graag in elkaar knuppelt ook maar gewone mensen zijn, die om de zoveel tijd een nieuwe keuken moeten zetten.
In onze laatste week op de middelbare school zei mijn beste vriendinnetje dat we elkaar moésten blijven zien. Ik heb geantwoord dat ik dat wel wilde, maar dat de kans groot was dat dat toch niet zou gebeuren. Ze keek heel gekwetst en door dat ene moment heb ik er zelf voor gezorgd dat ik gelijk kreeg. Mijn meter, Serge, dat vriendinnetje: eigenlijk zou ik voor elk van hen een Goodbye, Chunky Rice moeten bestellen. Dan weten ze tenminste waarom ik er niet meer ben. En dat ik, als het van mij afhangt, zeker nog eens terugkom.