Eindelijk zou ik Peter Doherty kunnen zien. Okee, er ging een flauwe hoax rond dat de zanger een paniekgriepje zou hebben opgelopen en het slag kinder- achtige radiopresentatoren dat Dorothy zegt waar dat toch echt Dock’rty moet zijn verkneukelde zich al in een eventuele afzegging, maar ik was er klaar voor. Om negen uur toch. Om middernacht was ik moe en een tikje aangeschoten en leek het mij een slecht idee om nog naar Hasselt te rijden. Maar mijn kans komt nog wel: ware liefde wacht.
Waarom worden er zoveel debiele grapjes gemaakt over een jongen die al vijf prima cd’s en minstens een tiental wereldsongs heeft afgeleverd, terwijl Lester Bangs in de jaren zeventig lyrisch deed over veel slechtere groepen die veel meer drugs door hun neus dan wel aderen joegen?
Door mijn eigen hoofd joeg ik vanmorgen de podcast van Het Laatste Uur. Ik had de uitzending van deze week nog niet gehoord en werd compleet verrast door dat ene nummer uit Warren Zevons afscheidsplaat The Wind. Zevon en vrienden vierden zijn nakende dood en de bedelaar op de trappen van het station speelde daar, alsof het afgesproken was, een accordeondeuntje bij dat er perfect onder paste. En zo komt het dat ik vandaag met rode ogen aankwam op het werk. Dat kon geen kwaad, want er was nog niemand.