Ik denk dat de zomer bijna voorbij was toen ik Louis Van Dievel op de televisie hoorde vertellen over zijn pas uitgekomen roman Een familiegeschiedenis, grotendeels verzonnen en danig opgesmukt. Dat deed hij zo goed dat ik bij mezelf dacht: “makker, misschien moeten we dat boek maar eens kopen.” Nu zal niemand mij tegenspreken wanneer ik zeg dat Louis Van Dievel niet meteen een naam is die je na één keer horen al definitief in je geheugen grift. Nooit meer aan dat boek gedacht.
Maar kijk, diezelfde Louis Van Dievel duikt ook regelmatig op in Het Laatste Uur, en zo komt het dat die al iets meer vertrouwde naam deze week in de boekenwinkel toch mijn aandacht trok. Het duurde even voor alle stukjes op hun plaats vielen en daar kwam zoals gewoonlijk wat lichte paniek bij kijken, maar uiteindelijk kon ik naar huis met onder mijn arm de familiegeschiedenis die ik wilde lezen toen het buiten nog warm was.
Alas! Nog vóór het tweede hoofdstuk: spijt. Ik houd niet van slordig redactiewerk, van 1986 waar 1686 moet staan, van punten die niet gevolgd worden door een spatie. En al zeker niet van zinnen die beginnen met een voegwoord. De hele tijd. Want dat doen mensen zo graag tegenwoordig. En dat werkt fameus op mijn zenuwen.
Altijd doorbijten, heeft het leven mij geleerd – en het leven heeft gelijk. Na die rommelige start maken de kleine foutjes plaats voor een ongewoon maar schitterend verhaal dat vooruitschiet als Richard Hammond op een road trip naar dromenland, waarmee je hardop moet lachen op de trein, waarvan je begint te hopen op nog meer problemen met de bovenleiding. Elk excuus is goed om nog vijf minuutjes langer te mogen luisteren, want dat is het bijzondere aan dit boek: het is een verhaal dat je hóórt vertellen door een man die van vertellen zijn beroep heeft gemaakt. Geen wereldliteratuur, wel het ideale pendelboek. Doe nu maar niet alsof dat geen verdienste is.