De camera was op bezoek bij een bejaarde vrouw. Ze woonde in een klein oud huisje en zelf was ze misschien al even oud, écht oud, zoals die vrouwen op de bus die zichzelf met twee handen aan de deur moeten vasthouden bij het afstappen en waarnaar iedereen dan dwaas staat te kijken terwijl hij zich afvraagt of hij nu moet helpen of niet. Zo’n vrouw, dus, toonde op televisie haar werkjes van alledag en echt goed was ik niet aan het opletten, want ik was bezig met de mijne. Ik keek wel even op toen ze begon te praten over een man in de kamer die ze haar tweede echtgenoot noemde.
Dat vond ik vreemd: ik had nog helemaal geen echtgenoot gezien. In een hoek achter de deur hing wel zijn kostuum, daar nam de vrouw ons mee naartoe. Op de kapstok had ze een uitvergrote foto van het hoofd van haar man geplakt. Zo was het kostuum de tweede echtgenoot geworden, tegen wie ze praatte en die ze voorzichtig kuste en die ze “goed in het oog moest houden, want hij kijkt altijd zo ondeugend”. Ze vertelde nog hoe ze af en toe heel dicht bij hem ging staan en hoe ze daarbij weleens zijn mouw in haar nek legde. Dat deed ze voor en daar stond ze dan, met haar ogen dicht, liefdevol vastgehouden door de lege verpakking van haar tweede echtgenoot.
En ik keek naar dat korte fragmentje dat nog geen vijf minuten moet hebben geduurd en ik brak in twee en die stukken braken elk op hun beurt ook nog eens in twee en dat ging zo maar oneindig door tot ik heel klein achterbleef, want hoe kan iemand naar zoiets kijken zonder de afschuwelijke pijn te voelen die die vrouw moet hebben gevoeld vóór ze besliste dat dit de beste oplossing was om met haar verlies om te gaan, om haar laatste dagen zonder haar tweede echtgenoot door te komen?
Soms voer ik ook gesprekken met mensen die er niet zijn, en als het meezit schrijf ik die op en dat heet dan creatief en veel fantasie, maar misschien betekent dat gewoon dat ook ik en misschien wij allemaal de kans lopen om die vrouw te worden zodra we iemand verliezen die heel lang heel belangrijk voor ons is geweest. Ik keek hoe de tweede weduwe rustig verder praatte over haar dag, alsof alles normaal was en het goed met haar ging, en waarschijnlijk is dat ook wat ze zegt tegen de mensen die daarnaar vragen. Ik hoop dat ze dat ook zelf gelooft, ik hoopte dat zo hard dat ik die nacht niet meer heb geslapen.
En dan zijn er mensen die dat uitlachtelevisie noemen.