Het is zoals de proloog in een film. De begintitels zijn net verdwenen, het hoofdpersonage komt in beeld en ergens onderaan verschijnt een plaats en een tijd.* Peer, december 2004. Theo Maassen houdt een try-out voor wat later de show Tegen beter weten in zal worden. Ik ben bij mijn beste vrienden, ik heb een geweldige avond. Achteraf zal er nog whiskey volgen, en mooie meisjes en een wedstrijdje hardlopen rond de kerk van Neerpelt.
Het eigenlijke verhaal begint afgelopen zondag. Vier jaar later, dezelfde vrienden, hetzelfde Cultureel Centrum, dezelfde komiek. Alle ingrediënten voor een even legendarische avond, lijkt het wel. Quod non. Misschien ligt het aan Theo, misschien ligt het aan mij, maar het klikt niet meer zo tussen ons. Heb ik dan niet gelachen? Natuurlijk wel. Maassen hoeft maar een banale, herkenbare situatie na te vertellen en volledige zalen werpen zich aan zijn voeten. Dat is zijn handelsmerk, zijn charisma is zijn sterkte.
Alleen – en noem mij gerust kieskeurig – verwacht ik meer dan dat van een theatervoorstelling. Ik ben niet vies van een goede penisgrap, maar de volgende dag wil ik nog iets hebben om over na te denken ook. Zonder pardon zou moeten draaien rond de grote veranderingen in het leven van de verteller nu die net vader is geworden, maar dat thema wordt veel te weinig uitgediept. Ook de snedige analyses van wat er precies allemaal misloopt in de hedendaagse maatschappij, heeft Theo in zijn eerdere voorstellingen al veel geslaagder uitgewerkt.
En ik vind het erg dat ik het niet zo leuk vond, echt waar. Ik hoop van harte dat dit nog maar een heel rudimentaire versie was van wat er volgend jaar op de televisie zal verschijnen, al laat de prijs van de tickets het tegendeel vermoeden. Of, wie weet, misschien werkt dit scenario wel wanneer Theo géén offday heeft. Een schrijnende barometer voor de performance van zondag: een meisje staat op en loopt naar de toiletten. Maassen probeert een improvisatie, maar staat al bij de tweede zin met zijn mond vol tanden.
Nee, het grappigste, meest provocerende en meest actuele cabaret werd een uurtje later opgevoerd in een rode Citroën op de E314. Misschien is het echte geluk inderdaad niet te koop, of toch niet voor 21 euro. Opnieuw thuis passeerde ik nog even langs Jazz op zondag in het Stukcafé. Geert stond daar te kijken naar een Scandinavisch ensemble dat er wel een reeks indrukwekkende ritmes wist uit te roffelen, maar zichzelf uiteindelijk toch net iets te hip vond om puntjes te scoren. Wat ben ik toch een klager.
Enfin, iets gedronken, nieuwe mensen leren kennen, tekeningetje gemaakt, beetje gepraat over niets, u weet hoe dat soort avonden zich ontvouwt. Weer de auto in. Op de nachtprogrammatie van Radio 1 kwam Morning after midnight van Adam Green langs. Misschien is het echte geluk inderdaad niet te koop. Ik parkeerde achteruit in, al zingend, en wandelde de mist in.
Fade naar zwart. Eindcredits.
(*) Pas achteraf besef ik dat die inleiding wel heel erg lijkt op een tekst van Thomas Acda. En zo hebben we toch weer een beetje samen de blues, Inge.