Als ik iets minder lang had getreuzeld, met aankleden of met het eten van de kat, zou ik om half tien op de metro hebben gezeten aan Kunst-Wet. In de plaats daarvan heeft alles wat gebeurde zich ontvouwd terwijl ik nog onderweg was naar Brussel. Ik zag de chaos toenemen en de politie zenuwachtiger worden, maar wist niet wat er precies was gebeurd. Hoe ernstig het allemaal was, drong pas door toen ik alweer met een koffie aan mijn bureau zat.
Ik verkocht mijn ticket voor het optreden van Tindersticks die avond, omdat ik snapte dat ik nooit in Leuven zou geraken en omdat ik geen enkele zin meer had in muziek die mijn eigen verdriet versterkt. Ik dacht aan het nummer Days of Fire, dat Nitin Sawhney schreef na de aanslagen op de metro in Londen, en waarvan ik altijd had gehoopt dat ik het gevoel waarover hij zong nooit zelf zou kennen. Ik drukte op ‘play’ en het gevoel waarover hij zong kwam in één keer staalhard binnen.
De dag ging voorbij zonder werken. Ik ging naar buiten en liep door de stad tot de wachtrijen aan de stations zouden wegebben. Ik zag de zonverlichte straten die ik elke lente zie en ik dronk een Geuze waar ik altijd een Geuze drink. Ik wilde niet alleen zijn, maar ik wilde zeker niet zijn bij mensen die ik niet goed genoeg ken. Ik twijfelde om een bus te nemen naar het dorp van mijn moeder, maar ook dat deed ik uiteindelijk niet. Ik wilde alleen maar bij jou zijn, maar ik wist niet hoe dat kon.
De stad liep langzaam leeg. Ik stapte in een doodstil station op een vertraagde, lege trein en kwam uren later pas thuis in een huis waar niemand op mij wachtte. Ik keek naar de nieuwsuitzendingen op de televisie en ik dacht aan de zin die ik een paar maanden eerder had opgeschreven, na de aanslagen in Parijs: ’terreur bedreigt alleen wie een toekomst heeft, of zich kan voorstellen hoe die eruit ziet.’ Het maakt geen verschil of ik morgen opnieuw de metro neem of niet.