Quadriceps

spier“O ja, nu ik hier toch ben,” is een uitdrukking die tijdens een doktersbezoek nog nooit heeft geleid tot mí­nder gedoe. Toen ik van de onderzoekstafel afsprong, voelde ik heel even weer die stekende pijn in de pees waarmee mijn quadriceps aan mijn knie vasthangt, een pijn die in het dagelijkse leven gemakkelijk te negeren valt en pas echt hinderlijk wordt wanneer ik lange tijd intensief ga hardlopen, waardoor ik haar altijd meer als een goede uitvlucht dan als een probleem heb gezien. Nog voor ik goed en wel was uitgesproken, kreeg ik een voorschrift in de handen geduwd voor een reeks afspraken bij de kinesist.

Dit was de eerste keer dat ik een kinesist bezocht. Ik had geen idee van hoe zo’n afspraak in zijn werk ging of hoe ik mij daar hoorde te gedragen. Bovendien voel ik mij doorgaans al onwennig wanneer ik zélf aan mijn lichaam zit.

Zonder dat iemand mij daarvoor had gewaarschuwd, bleek ik intussen de leeftijd te hebben bereikt waarop vrouwelijke therapeuten jonger en vooral aantrekkelijker zijn dan ikzelf. De kinesist monsterde vanop een afstandje mijn lichaam, terwijl ik zo goed mogelijk de bewegingen probeerde te maken die zij mij opdroeg. Toen ik vooroverboog om met gestrekte benen mijn handen zo ver mogelijk naar de grond te brengen, zei ze: “dat is behoorlijk goed, voor een man.”

Ik kon me niet herinneren dat iemand mij ooit eerder halfnaakt had gezien en mij een man had genoemd tegelijk.

Op de massagetafel probeerde ik te wennen aan vreemde handen op mijn knie en aan de geruststellend bedoelde smalltalk tussendoor. Hoe onwenniger de houding die ik moest aannemen, hoe groter mijn drang werd om grapjes te maken, of tenminste mijn ongemak in deze situatie te benoemen – zoals op het moment waarop ik op mijn zij lag, met mijn rug naar de kinesist gekeerd, terwijl zij mijn gebogen been in haar armen hield en maar bleef herhalen dat ik het gewoon ontspannen mocht laten hangen, dat ik echt, écht niet zo hoefde tegen te werken.

Het was onbewust, een gebrek aan controle over mijn lichaam na jarenlang enkel in gedachten te hebben geleefd. Ik wist wat er van mij werd verwacht, maar ik kon dat niet vertalen naar mijn ruggenmerg en spieren. Mijn lichaam was geen instrument meer, maar slechts een schil rond het denken.

Om dat instrument opnieuw te leren gebruiken, wilde ik graag veel gedisciplineerder gaan sporten, maar daarvoor moest dus eerst die knie weer in orde. Ik keek toe terwijl de kinesist de oefeningen voordeed die ik thuis elke avond zou moeten doen. Ik begreep hoe de bewegingen werkten, maar toen ik ze probeerde na te bootsen, mislukte dat keer op keer. Ik kon de stappen denken in mijn hoofd, maar kon me niet voorstellen hoe dat er langs de buitenkant uitzag. Ik kon me geen beeld vormen van hoe de schil over het denken schoof.