“Daar is de mevrouw van de bus”, zei ik. Als je elke dag op hetzelfde uur dezelfde bus moet nemen, gaan er ongevraagd een aantal mensen deel uitmaken van je leven. Zo heb ik bijvoorbeeld de ambtenaar met de schoudertas, en de stinkende opa met het jagershoedje, en het schoolmeisje waarover ik niet fantaseer omdat dat van de wet nog niet mag. En dus ook de mevrouw van de bus: ik ben echt heel goed in bijnamen verzinnen. De mevrouw van de bus is een heel gewone mevrouw, niet echt mooi maar niet echt lelijk en, ook al noem ik haar mevrouw, niet eens veel ouder dan ik. Ik ken haar halte, daar stapt ze op, ze kiest een plaats uit wanneer dat nog kan en daarna begint ze een beetje voor zich uit te dromen. Zo is het maandenlang gegaan en ik dacht dat het altijd zo zou zijn, maar na een tijd zag ik dat er iets anders aan haar was. Niet dat ik gluur naar mevrouwen van de bus maar het viel nu eenmaal nogal op: haar buik werd dikker en mensen stonden spontaan recht om plaats te maken. Dan zei ze dank je en dromen deed ze gewoon verder. Nog later nam ze al helemaal de bus niet meer en waren er alleen nog de ambtenaar, de opa, het schoolmeisje en ik. Pas dit weekend heb ik haar teruggezien. Nog steeds niet op de bus, maar gewoon op straat, zodat het even duurde voor ik haar herkende want zo werkt het geheugen: zonder de juiste context ben je flink genaaid. “Daar is de mevrouw van de bus”, zei ik. Ze was al minder dik nu en ze duwde een koets. Dromen was niet meer nodig, ze leek blij genoeg van zichzelf. Een gewone, blije mevrouw met een baby, niet echt mooi maar niet echt lelijk en niet eens veel ouder dan ik. Binnenkort zal ze de bus weer nemen en het zal lijken alsof er nooit iets is veranderd. En aan de ambtenaar en de opa en het schoolmeisje is er niets veranderd en aan mij is er niets veranderd, behalve misschien de muziek waarnaar ik luister. En zelfs die niet eens zo vaak.