Na twee opeenvolgende podiumplaatsen in een corporate filmkwis voor studenten wilde Onderhond dit jaar koste wat kost zijn eer verdedigen. Omdat hij hiervoor twee teamleden te kort kwam, liet hij in allerijl mezelf en de professor opdraven. Little did he know dat hij daarmee zijn eigen doodsvonnis tekende: wij werkmensen deden een dutje, gooiden met popcorn en mompelden tussendoor iets over documentaires en Italiaans neorealisme. Team is murder viel met een zesde plaats zwaar buiten de prijzen, al is de eindstand op zijn minst dubieus te noemen.
Naast de puntentelling waren ook de vragen en de presentatie behoorlijk knullig en amateuristisch, wat niet betekent dat ik me niet heb geamuseerd. Op de receptie kon er zelfs een kleine glimlach van af toen Geert S. Shenanigan op een gigantisch konijn afstapte voor een groepsfoto. Aan de paniek binnen het dier te zien leren ze je op de mascotteschool niet hoe je moet omgaan met postmodernistische wijsneuzen. Het resultaat was ook nog eens slecht gekadreerd en de flits ging niet af. Stom konijn.
Deze afleidingen terzijde draaide de avond volledig rond de avant-première van In Bruges. Op voorhand had ik maar weinig interesse in deze film, achteraf was ik behoorlijk enthousiast. Vooral dankzij het samenspel tussen Brendan Gleeson en Colin Farrell, die nog eens overdoet wat ik zo leuk vond in Cassandra’s Dream, maar van schrijver/regisseur Martin McDonagh nu helemáál los mag gaan. Die McDonagh komt uit het theater, en dat merken we: het verhaal in drie akten is een samenraapsel van te gekke dialogen en een absurde chain of events, op het surrealistische af. Heel wat mensen zullen deze film flauw en over the top vinden, maar daar lig ik niet wakker van. Rock ‘n’ roll!
Minpuntjes zijn er nochtans genoeg. De openingsscène lijkt wel gefilmd door een Dogma 95 crew op weg van Parijs naar Roubaix en de omgevings- beelden zijn niet meer dan een aflevering van Vlaanderen Vakantieland. Location placement is nog tien keer ergerlijker dan product placement. Toch zijn er af en toe ook enorm mooie dingen te zien. Clémence Poésy bijvoorbeeld, niet langer het kleine meisje uit Harry Potter. (Dankjewel, puberteit!) Ook de – opnieuw erg theatrale – eindscène is áf. Sfeer, locatie, camera, kostuums, allemaal onberispelijk. Eigenlijk deed het laatste kwartier me nog het meest denken aan Hitman: Blood Money. Dat is een spelletje, ja, maar ook spelletjes kunnen sfeervol en mooi om naar te kijken zijn. Daarover later misschien meer. Ik beloof niets.