“Dat is een mooi kleedje,” zei ze, waarbij ze iemand aanwees uit de eindeloze stroom van dagjesmensen die zich door het smalle straatje wurmden waar wij koffie zaten te drinken.
“Je hebt ‘kleedje’ gezegd.”
“Ik weet het.”
Meer dan twee dagen in een nieuwe omgeving zijn er niet nodig om woorden over te nemen die je thuis nooit zou gebruiken.
Het waren twee uitputtende dagen, waarin ik mij erg ongemakkelijk voelde – niet door haar aanwezigheid, maar door het voortdurende nietsdoen. Niet werken, niet schrijven, niet fietsen, zelfs geen huishouden of boodschappen, alleen maar loom zitten in de zon en geld gooien naar mensen in ruil voor eten of nog meer bier.
Bij een van die etentjes kwamen we op het terras terecht naast een koppel waarvan het ons niet meteen duidelijk was wat hun onderlinge relatie kon zijn. Een vrouw van achterin de twintig die er ouder uitzag door haar nadrukkelijke make-up en de merkkleding die ze droeg, zat tegenover een man van middelbare leeftijd met grijze haren, maar verder geen enkel opvallend kenmerk. Ik gokte dat zij ooit minnaars waren geweest, maar nu, na een hele tijd, toch openlijk voor elkaar hadden gekozen. De vrouw rookte de ene sigaret na de andere, terwijl ze praatte over geld en iets van het werk. Ze bestelde een hammetje met mosterdsaus, waarvan ze twee happen nam en waarnaar ze vervolgens een half uur ging zitten kijken terwijl ze nog meer sigaretten rookte. Af en toe ging haar telefoon en becommentarieerde ze samen met de man uitgebreid het binnengekomen bericht. De ingehouden genegenheid waarmee ze naar hem keek had iets ontroerends, maar werd meteen tenietgedaan door de compleet onuitstaanbare manier waarop ze ondertussen iedereen uitlachte die niet tot hun kleine universum behoorde, van de ietwat onhandige serveerster aan het tafeltje tot hun vorige partners, die hen er ooit, waarschijnlijk onbewust, van hadden weerhouden om samen te zijn.
Aan onze eigen tafel hielden we de sfeer erin met gesprekken over seks en over hypothetische seks met mensen van tv. Af en toe sprong het meisje recht om zelf de bediening op zich te nemen, of in het café te vragen of ze misschien even haar iPhone aan de elektriciteit mocht hangen, zoals geen enkele Vlaming dat ooit zou durven te doen.
En ik vraag mij af of soms ook iemand probeert te raden wat ónze relatie precies zou zijn. Zo veel mensen zijn er immers niet die ik twee volle dagen in mijn huis duld, aan wie ik mijn bed afsta in ruil voor een veel te kleine zetel en voor wie ik ’s ochtends koffie maak terwijl zij alvast de melk uit de koelkast neemt alsof ze hier al jaren woont – en die ik meteen weer mis zodra ze op de trein naar Amsterdam is gestapt.