Zo gebeurde het dan dat ik vrijdag onder de middagpauze in een aftandse camionette naar een busdepot in Vilvoorde reed. Zonder gps en met de route veel te snel uit het hoofd geleerd, sloeg ik twee maal een verkeerde straat in, waarna een opeenvolging van eenrichtingsborden mijn oriëntatiegevoel danig op de proef stelde. Op de radio vertelde de interviewster mooie dingen over de allereerste film waarvan de makers mij op de aftiteling bedankten.
Ik luisterde zo aandachtig dat ik in een scherpe bocht op een bijna onzichtbare drempel tussen twee rijvakken knalde, hard maar zonder veel erg.
Het heeft maanden geduurd voor ik eindelijk weer spontaan dingen begon op te schrijven, en natuurlijk verlies ik uitgerekend dan mijn notaboekje op de bus – met daarin ook mijn rijbewijs, treinabonnement en mijn ticket voor de voorstelling Geen pijn of wat dan ook, dat ik ironisch genoeg in het boekje had opgeborgen om het zeker niet kwijt te raken.
Ook zonder dat ticket geraakte ik de zaal binnen. Ik ben er nog niet helemaal uit of ik alle verhalen wel even sterk vond – daarvoor zou ik de originele bundel ooit nog eens moeten opzoeken – maar de prachtige sfeer van de muziek en de geprojecteerde cutouts van Eva Mouton zorgden ervoor dat ik mij die vraag tijdens de voorstelling zelf niet één keer heb gesteld.
Maar goed, ik was dus onderweg naar het busdepot. De man die die ochtend zijn voicemailbericht had afgesloten met een vrolijke “da-haag!” bleek even vriendelijk in het echt. Hij lachte breed en sprak mij aan met mijn voornaam terwijl hij het boekje terug gaf. Het ticket zat als bladwijzer tussen de twee pagina’s met de anekdote die ik hier had willen neerschrijven in plaats van deze. Geef mij nog een dag of drie.