Und so flieíŸen meine Tage (2)

De eerste keer dat ik ergens kom is paniek, de tweede keer een ritueel. Net zoals bij elk vorig bezoek dit jaar wil ik koffie drinken en lunchen in het café van de Hermitage. Wat niemand mij echter heeft verteld, is dat het Van Gogh Museum tijdelijk is ondergebracht in hetzelfde gebouw, en dat de caféruimte voor de gelegenheid helemaal werd omgebouwd. Alles ziet er nog min of meer hetzelfde uit, maar de ingang wordt nu versperd door een dik touw dat mij omleidt in de richting van een splinternieuwe selfservicetoog. Terwijl ik uitzoek hoe alles werkt, komt een verdieping lager een klas lagereschoolkinderen binnen. Hun geschreeuw weergalmt in de grote, holle ruimte tot het hele museum als een openbaar zwembad klinkt. (De koffie is niet eens lekker, merk ik nu voor het eerst.)

*

Het liefste barmeisje – ze lachte naar mij toen ik bestelde en dat is vaak al genoeg – poetst alle tafels met een doek en blauw spul uit een verstuiver. Doordat ik hier te aandachtig naar kijk, mors ik koffie op mijn broek, nauwelijks anderhalf uur voor mijn afspraak bij de uitgeverij. Ik zal zeggen dat de vlekken door de regen komen.

*

In een café in de Jordaan eet ik mijn tweede cheeseburger in evenveel dagen. De uitbater, een zwarte jongen die klinkt alsof hij uit Londen komt, zit op een kruk en bladert door de krant. Opeens begint hij uitbundig te lachen om een van de artikels, zo hard dat hij zich erbij in de handen klapt. Ik vermoed dat hij zich aanstelt, om indruk te maken op de knappe collega die verderop aan de toonbank fruit staat te persen, tot hij haar bij zich roept en toont wat er zo grappig is. Het is een foto die ik gisteren zelf ook heb gezien, van een snelweg in China die is aangelegd rond het huis van een bejaard koppel dat niet onteigend wilde worden. Ik glimlach mee, reken af en loop daarna de Negen Straatjes in, op zoek naar een cadeau dat ik niet zal vinden.