Bij een veganistische hamburger in de stad die voorlopig nog de onze is, raadde Maartje mij aan om een boek te lezen waarin ik toevallig net was begonnen. Uit angst om haar teleur te stellen zette ik door, ook al zou dat me elke dag meer en meer moeite kosten.
Jonathan Franzens Freedom schilderde laag per laag een ondraaglijke zwaarte over mijn gemoed. Pas door dit boek te lezen, kreeg ik ten volle het besef van wat mensen elkaar kunnen aandoen, zelfs wanneer zij het goed bedoelen. Franzens iets té herkenbare wereld van achterklap, bedrog, onmogelijke ambities en de ontgoocheling waartoe die leiden heeft mij compleet gebroken, en nu moet ik nog maanden verder met dat alles in mijn achterhoofd.
Er kwam een moment, ergens naar het einde toe, waarop ik hoopte dat iemand mij deze kolos uit de handen zou trekken en mij er herhaaldelijk mee in het gezicht zou slaan, zodat ik tenminste iets anders kon voelen dan het gruwelijke vermoeden dat iedereen altijd tekort zal doen aan de mensen om wie hij geeft. Ik heb Freedom niet graag gelezen, echt niet, maar ik heb het wekenlang met mij meegedragen en alles wat ik hierboven zei, bewijst dat het een meesterwerk is. Zo dubbel is het en zo dubbel is álles, maar wat moet ik daar nu mee?