Er bestond een verfilming van Vergeten straat, maar die kon hij nergens vinden. Hij was ernaar op zoek omdat hij zelf zat te werken aan een roman over een erg gesloten gemeenschap, en wat ideeën wilde opdoen over de juiste sfeer. Ik had die film nog wel ergens liggen en kon ‘m die bezorgen. In ruil zouden we samen gaan aperitieven wanneer ik twee weken later naar Amsterdam kwam. Om “kwart over bier.” Flauw grapje.
We spraken iets te halfslachtig af. Uiteindelijk ben ik in de plaats van het aperitief met een meisje naar Artis gegaan. De volgende keren dat ik in de buurt was, liepen we elkaar steeds mis. De laatste keer omdat hij in België zat om Het West-Vlaams versierhandboek te promoten, die nieuwe roman over een erg gesloten gemeenschap.
Nu heb ik daar godsgruwelijk veel spijt van. We konden het goed met elkaar vinden. Al wil dat helemaal niets zeggen: hij kon het goed vinden met iederéén.
Vijfendertig jaar, dat is ruwweg mijn leeftijd. En dat alles wat nog moet komen, opeens weg is.
Thomas toch.