Nadat ik de hele week een uur vroeger was opgestaan om op tijd te kunnen stoppen voor Nederland-Brazilië, kreeg ik vrijdagmiddag een e-mail waarin stond dat iedereen door de hitte al om drie uur naar huis mocht. Iedere dag duw ik een rotsblok tegen een bergwand op, of zo voelt het toch. Hoe ik de wedstrijd zelf volgde, met Guinness en sandwiches, heb ik elders al verteld.
In de roes van de overwinning en lauw bier reisde ik naar huis. De locomotief begaf het vlak voor ik Leuven binnenreed. Zelfs onder de douche bleef ik zweten.
In de binnenstad verzamelden slechtgeklede mensen die niet van Rock Werchter hielden. Ik kreeg een suikerspin en luisterde in het gras naar jazz terwijl het langzaam donker werd. De vrienden met wie ik daar zat, praatten alleen in gebaren met elkaar. Eén van hen was het meisje dat ik precies een jaar geleden op dezelfde plaats voor het eerst had gezien. Toen danste ze uitbundig, en omdat zij zo intimiderend overkomt heb ik nooit iets tegen haar durven te zeggen. Tot vrijdag dan, want dit is de zomer waarin ik mijn angsten onder ogen zie.