Het was min of meer volle maan die nacht en helder genoeg om de sterren te zien – ik herinner mij dat ik dat wel toepasselijk vond. Aan de verkeerslichten op de ring wachtte ik tot het groen werd om over te steken, hoewel er op dat uur nog geen enkele auto reed. Het was kouder dan ik had verwacht.
Als eerste bereikte ik het studentenrestaurant. Om zes uur stipt kwam de enige persoon ter wereld aangewandeld die ik om een gunst als deze mag vragen. Hij had slaperige ogen en droeg een grijze muts. We spraken het plan nog snel even door: ik zou de kadertjes vastbinden terwijl hij daarvan een foto nam. De eerste, meer afgelegen plaats gebruikten we om te oefenen. Het lukte. We begonnen aan ons rondje door de stad. Onderweg kwamen we een postbode tegen en nog relatief veel dronken studenten. Niemand lette op ons. Na ruim een half uur waren we klaar. Het werd langzaam licht terwijl ik terugliep naar huis. Ik nam een douche. De dag begon.
(De laatste weken van september heb ik ‘s avonds gewerkt aan een reeks van zes astronautenschilderijtjes, plus één verkiezingsaffiche als handtekening bij het geheel. In de ochtend van 1 oktober werden deze doorheen Leuven opgehangen, met de bedoeling dat ze minstens vierentwintig uur te zien zouden zijn.)