Rechts van mij stond met zijn handen in zijn zakken een man te wachten. Zo’n man van vijfendertig, je kent ze wel, net iets te groot en net iets te dik, voornamelijk in het bruin gekleed met daarover een donkerblauwe jas met kap. Hun spullen dragen ze nog steeds in een rugzak van Eastpak – groot formaat, met een extra riempje voor om de borst.
De man wiegde traag en geduldig van het ene been op het andere, alsof hij zelf de pendel was die de seconden wegtikte tot de trein zou komen. Net toen zijn bewegingen mij bijna in trance hadden gebracht, veerde hij op. Hij rekte zich helemaal uit en torende nu nog verder boven de andere wachtenden uit. Op zijn wangen verscheen een blos. In de mensenmassa die zojuist langs de trap naar boven was gekomen, had hij iemand herkend.