Categorie: kort

I may be limping but I’m coming home

Op de dag waarop Solomon Burke stierf en ik iedereen opdroeg om naar Got to get you off of my mind te luisteren, het nummer dat tot anthem wordt verheven in het boek dat van mij een man heeft gemaakt (bél mij, Friedl’!), bezocht ik de dierentuin om de eerste verjaardag van mijn petekind te vieren.

Ik deed hem een muts cadeau voor wanneer het winter wordt en een sjaal die op de mijne lijkt. Wij aten prinsessentaart uit bordjes met Winnie de Poeh en ik keek naar de dieren terwijl Tijs met open mond in slaap viel. Als hij aan dit tempo verder blijft groeien, zal ik een gouden troon voor hem bouwen en hem leren hoe hij rozen moet uitdelen aan meisjes die voor hem dansen.

Bij de konijnen kwamen wij iemand tegen over wie ik het een dag eerder nog had gehad, toen ik mijn eerste grote liefde beschreef. Na meer dan vijftien jaar begonnen het meisje en ik aan een verlegen gesprek, terwijl zij haar zoontje in de armen hield en ik mijn nieuwe grote liefde en een slapende Tijs.

Je te plumerai la tête

Septante?”, riep iemand verderop in de straat. Ik keek op. Het was een zwarte man, normaal gebouwd maar met een bol gezicht. Hij lachte, maar niet van harte en mompelde tevergeefs nog een paar lagere getallen naar de andere kant van het venster. Daarna liep hij hoofdschuddend weg.

Op de plaats waar de man had stilgestaan, stopte ik ook. Ik frunnikte aan het verband rond mijn verbrande hand en keek opzij. Achter het raam zat een zwarte vrouw op een krukje dat was bedekt met een deken in luipaardmotief, om te voorkomen dat haar billen aan het hout zouden kleven. Ze speelde ongeïnteresseerd met haar gsm. Haar ogen waren opgemaakt om op die van een kat te lijken. Ik hou niet van katten en eigenlijk hou ik ook niet van vrouwen die met hun gsm spelen in mijn aanwezigheid. Daarover dacht ik even na, tot de vrouw mij opmerkte en mij strak aankeek. Ik schrok. Ze zag er boos uit, of dat waren opnieuw die ogen. Ik voelde dat ik begon te blozen en liep verder.

Het was koortsig weer: warm en koud tegelijk. Ik zweette van het snelle stappen. Mijn trein had zo veel vertraging dat ik hem nog net haalde en toen ik op mijn gsm keek, merkte ik dat ik twee ongelezen berichten had.

A stare like yours is hard to find

Het was half augustus toen Maartje en ik op een terras zaten aan het water en onszelf deadlines oplegden. Ik zou voor één september werk gevonden hebben en zij zou twee dagen daarna weer in Afrika zijn. Toen ik thuiskwam, ontdekte ik dat de harde schijf van mijn iMac zichzelf had opgeblazen.

Vandaag hebben wij allebei onze deadline gehaald, startte ik mijn herstelde iMac op en besefte ik voor het eerst echt wat ik allemaal ben kwijtgeraakt.

Want van mijn werk en mijn boekhouding heb ik backups zat, ik ben niet achterlijk, maar er zijn van die kleine dingen waaraan ik nooit had gedacht. Hoe mijn bureaublad eruit zag, bijvoorbeeld, welke programma’s ik had, hoe mijn muis zich gedroeg en welke cd’s er in mijn iTunes zaten, dat is nu allemaal weg. En veel erger nog: ook de honderden mails met complimentjes, tekeningen, werkaanbiedingen en de lange brieven die het kleine blonde meisje naar mij schreef. Mails die ik waarschijnlijk niet meer zou hebben herlezen, maar die mij ooit heel blij hebben gemaakt en waarvan het mij geruststelde dat ze er waren.

Van het meest noodzakelijke heb ik backups zat, want ik ben niet achterlijk, maar ik ben echt heel veel andere dingen kwijt en ik vind dat zo erg dat ik wel zou kunnen janken.

Truth be told, I’m not that bold

I.

In Brussel loopt een oude vrouw op mij af. Ze draagt een lange groene jas en haar haar zit in de war. Met beide handen omklemt ze stevig een houten kruis. Ze kijkt dwars door mij heen met een blik die ik nooit eerder heb gezien en steekt over door het rode licht.

II.

Thuis plant ik in een bloempot de onrijpe eikel die ik heb geplukt in het bos waar duizend jaar geleden een kasteel heeft gestaan. Ik probeer er een nieuwe boom uit te laten groeien. Tegen beter weten in, natuurlijk, maar wie altijd redelijk is in zijn ambities leert niet met mislukkingen om te gaan.

(meer…)

Midas is king and he holds me so tight

Als laatste wapenfeit vóór de Langste Vakantie Uit De Geschiedenis ging ik bij enkele bedrijven op bezoek om een interview af te nemen van hun directeur. Een van die bedrijven lag op een industrieterrein net buiten Gent. Het had een achteringang voor personeel en leveranciers en een iets sjiekere vooringang waar bezoekers werden ontvangen. “Je kan hier links rond het gebouw lopen en dan kom je er meteen”, vertelde de vrouw aan de balie van de verkeerde ingang mij.

Ik liep links rond het gebouw. Tegen een lange kale muur stond alle rommel uitgestald waarvoor het bedrijf geen nut meer zag: stapels paletten, lege tonnen en oud ijzer, met daartussen een beschadigd stenen standbeeld van een konijn. Het was ooit geschonken aan een directeur, “voor zijn jarenlange inzet”, maar nu lag het daar maar wat, zielig op zijn zij. Die directeur was niet degene met wie ik zou praten. Ik durfde niet te vragen naar het konijn of de man voor wie het was gemaakt. Het leek mij nochtans een verhaal dat ik graag had gehoord.

If I had a pony

Met vierendertig graden in de volle zon zat ik op een boot, in het gezelschap van een groep mongooltjes en hun begeleiders, bejaarden en Aziaten die van “V” deden met hun vingers elke keer ze elkaar fotografeerden. De grote doorbraak waarnaar ik zocht was na tien minuten al gekomen, maar daarna kon ik niet meer terug aan land. De laatste twee uur van mijn gijzeling bracht ik in de schaduw van het benedendek door. Ik dronk er de ene koffie na de andere en las de krant, waarin ik met balpen de taalfouten aanduidde.

“Jouw leven is raar”, verweet iemand mij nog niet zo lang geleden. Dat is zo, maar dat zoek ik zelf op en misschien moest ik daar maar eens mee ophouden.

(Ook al is het op deze site nog nooit zo rustig geweest als nu, deze week mocht ik mijn honderdduizendste bezoeker verwelkomen. Wie dat was weet ik niet, alleen dat hij of zij bij de openbare omroep werkt. Binnenkort doe ik nog wel iets speciaals om dat te vieren, maar momenteel staat mijn hoofd daar niet naar.)

Soms stel ik me jouw lichaam voor

I.

In het ambtenarenpark zit om half negen een meisje met een boek op een bank. Ze wil nog even wat lezen voor haar dag begint. Tien meter verderop ligt een deftige man in de zon, languit, met zijn nette pak op het vochtige gras. Ikzelf balanceer op een reling die alsmaar hoger wordt, tot ik er niet meer vanaf durf.

(meer…)