De eerste keer dat wij elkaar zagen, was tijdens de boekvoorstelling van een schrijver die ik erg hoog heb zitten. Er waren opvallend weinig mensen in de zaal die avond. Bij de voorstelling hoorde een interview met de auteur en het was toen al ondenkbaar dat iemand anders dan jij daarvoor zou worden gevraagd. Ik denk dat ik je enkele dagen later voor het eerst heb geschreven.
Aan de kassa van de Delhaize ergerde ik mij een beetje aan het meisje voor me in de rij, niet door de hoeveelheid boodschappen die ze had – die bestonden uit niet meer dan een fles wijn, een pak spaghetti en één eetrijpe avocado – maar doordat ze bewust géén balkje neerlegde toen ze zag dat ik eraan kwam.
Bij het afrekenen weigerde de machine haar betaalkaart. Het meisje veegde even met de chip over haar wollen trui en probeerde opnieuw, zonder succes. ‘Het is de chip,’ zei de kassajuffrouw. ‘Waarschijnlijk moet je ermee naar de bank.’ Het meisje haalde een tweede kaart boven, maar ook die werd niet aanvaard. Besluiteloos en met een rood hoofd keek het meisje van haar portefeuille naar haar boodschappen, van de ongeïnteresseerde kassajuffrouw naar mij en de rest van de rij. Daarna vroeg ze of ze de spullen aan de kassa kon achterlaten terwijl ze snel ergens geld zou gaan afhalen. Ik dacht na: ik kon me niet meteen een automaat bedenken in de buurt.
“O ja, nu ik hier toch ben,” is een uitdrukking die tijdens een doktersbezoek nog nooit heeft geleid tot mínder gedoe. Toen ik van de onderzoekstafel afsprong, voelde ik heel even weer die stekende pijn in de pees waarmee mijn quadriceps aan mijn knie vasthangt, een pijn die in het dagelijkse leven gemakkelijk te negeren valt en pas echt hinderlijk wordt wanneer ik lange tijd intensief ga hardlopen, waardoor ik haar altijd meer als een goede uitvlucht dan als een probleem heb gezien. Nog voor ik goed en wel was uitgesproken, kreeg ik een voorschrift in de handen geduwd voor een reeks afspraken bij de kinesist.
Dit was de eerste keer dat ik een kinesist bezocht. Ik had geen idee van hoe zo’n afspraak in zijn werk ging of hoe ik mij daar hoorde te gedragen. Bovendien voel ik mij doorgaans al onwennig wanneer ik zélf aan mijn lichaam zit.
Ik liep de ruzie binnen ergens halverwege de scène: een vrouw had aan de koelkast met exotische producten net het deksel opengemaakt van een plastic bakje olijven, toen haar man met ingehouden woede het doosje weer uit haar handen trok en het in zijn winkelkar gooide. ‘Kom-áán,’ beet hij haar toe, op fluistertoon.
Het was al donker geworden. Het meisje rookte. Ik lag onderuit gezakt op de passagierszetel en probeerde mezelf wakker te houden, terwijl ik keek naar hoe het tipje van haar sigaret fel oplichtte telkens wanneer ze de as aftikte door het open raam. Op de radio speelde de soundtrack van Searching for Sugar Man. Het meisje zong mee, heel zacht en heel hoog. Ik denk niet dat ze zelf doorhad dat ze dat deed.
Het begon te regenen, eerst een paar druppels, maar al na een paar minuten goot het zo hard dat we de wegmarkeringen of de andere auto’s niet meer konden zien. Er viel zo veel water dat het leek alsof onder ons de wereld gewoon wegspoelde. Alles zag zwart, af en toe gleed de auto onverwacht weg naar links of rechts. De muziek bleef doorspelen en hier, op dit moment, in deze omstandigheden, op deze plaats – helemaal nergens meer – was het het mooiste wat ik ooit had gehoord.
“Dat is een mooi kleedje,” zei ze, waarbij ze iemand aanwees uit de eindeloze stroom van dagjesmensen die zich door het smalle straatje wurmden waar wij koffie zaten te drinken.
“Je hebt ‘kleedje’ gezegd.”
“Ik weet het.”
Meer dan twee dagen in een nieuwe omgeving zijn er niet nodig om woorden over te nemen die je thuis nooit zou gebruiken.
“Ik heb vroeger nog korfbal gespeeld,” zei ik tegen het meisje – nu ja, meisje, ze was ouder dan ik en al moeder, maar ze kon nog gemakkelijk voor een meisje doorgaan. Niet dat ik zo te koop loop met mijn sportief verleden, maar op zoek naar een geschikte plaats om foto’s te nemen, passeerden we een wegwijzer naar een korfbalveld. Het woord en begeleidende icoontje riepen beelden op waaraan ik al jaren niet meer had gedacht.