Ja, het is weer emotioneel en haastig en rommelig, maar voor één keer mag dat.
Het artikel over Vicky stond in The Times, uit dit opiniestuk heb ik een zin bijna letterlijk gestolen. Ook dank aan Lia van Bekhoven.
op de oppositiebanken van uw hart.
Ja, het is weer emotioneel en haastig en rommelig, maar voor één keer mag dat.
Het artikel over Vicky stond in The Times, uit dit opiniestuk heb ik een zin bijna letterlijk gestolen. Ook dank aan Lia van Bekhoven.
Twee weken geleden heeft Stuart Staples een optreden van Tindersticks stilgelegd omdat het publiek zijn kop niet wilde houden. Ik bewonder dat. Ik zou dat ook bewonderen als ik zelf in de zaal stond en een voor mij veel te duur ticket had gekocht. Een stukje van die bewondering zit in:
Ik heb Tindersticks waarschijnlijk leren kennen in de tijd dat ik nog ergens bij hoorde, toen ik nog een studentenkring en een fakbar had. Eén keer per jaar was het daar Duistere Zondag. Dan draaide Michel de plaatjes en ik schonk het bier, vooral omdat ik op die manier zeker niets van de muziek zou missen. Er zat nooit veel volk maar dat vonden wij niet erg, dat paste wel, en af en toe kwam er een flurk vragen of er niets vrolijkers op mocht. Daar lachten wij dan eens smakelijk mee. Tegen een uur of drie zette ik de krukken ondersteboven op de toog en dweilde ik schraal bier en glasscherven en sigarettenpeuken weg. Dat waren schone avonden, jongen, maar krijg zoiets maar eens uitgelegd.
Gisteren ben ik voor het eerst in tien jaar naar een echte kapper geweest. Dat zit zo: vroeger had ik dreadlocks, daarna werd ik punkrocker en nog later was ik gewoon te lui en te bang voor onbekend terrein.
Een verontrustend gespierde man waste mijn haar en ik herinnerde mij hoe mijn mama dat vroeger deed. Het kostte mij moeite om niet te glimlachen en niet in slaap te vallen.
Soit, de column van vandaag gaat over meningen. Mijn motivatiecoach kondigde gisteren al aan dat de wereld aan meningen ten onder zal gaan. Zijn citaten worden wel vaker uit hun context gesleurd.
Lees dit nu maar, zodat ik weer naar mijn fictie kan en jullie naar iets leuks.
Vorige week was ik de nonsensberichten in mijn krant zo beu dat ik de actie ‘Facebookgroepen zijn géén nieuws’ ben gestart. Een succes is dat niet geworden, maar ik heb me toch een hele middag prima geamuseerd.
Gisteren was ik de nonsensberichten op mijn televisie zo beu dat ik een column heb geschreven. Het lijkt alsof hij over Linda De Win gaat, maar eigenlijk is het mediakritiek. Zoals je medicijnen voor je kleuter ook eerst door de appelmoes mengt.
Stukjes met een mening zijn niet mijn forte. Dat is geen schande, maar ik moet dat durven toegeven. Dit is dan ook de laatste keer. Volgens Maartje wordt het tijd dat ik eens iets ontieglijk moois schrijf over de liefde. Ik overweeg dat. Volgens Thomas moet mijn volgende stuk over choco gaan. Benieuwd wie het zal halen.
De column van deze week is de uitloper van een gesprek dat ik eerder deze maand had met Maarten, in een Hasselts café waar de mensen mij scheef bekeken. Of ik iets aan zijn goede raad had gehad, vroeg hij mij achteraf. Dat kan hij nu zelf lezen.
Met een beetje overdrijving zou ik Maarten de grote broer kunnen noemen waaraan mijn ouders niet hebben gedacht: ik kijk naar hem op, hij is trots op wat ik doe, we zien elkaar nauwelijks en tijdens het bijpraten valt er al eens een ongemakkelijke stilte. Hij werkt aan iets moois, maar ik denk dat ik daarover nog moet zwijgen.
Generatie A lijkt een gemakkelijke rant tegen mijn omgeving, maar zoals altijd heb ik het vooral over mezelf. Het is schrijven als therapie, en dat ik daarvoor nog mag factureren ook.
Oh nee, een mening. Dat ontbrak er nog aan. Het was niet mijn bedoeling, maar de tabloids hebben mij kwaad gekregen. Kwade columns zijn slechte columns: van hieruit is het nog maar een kleine stap naar stukjes waarin ik van leer trek tegen mensen die geen schoenen aandoen voor ze naar de Delhaize gaan. Laat het zover niet komen, alsjeblief.
Onder ‘meer lezen’ staan een paar artikels die ik al dan niet heb aangehaald. Binnen twee weken: de Grote Literatuur die ik al zo lang beloof. Is er nog iemand die mij gelooft?
Lieve Joke Schauvliege,
U schrok vast erg toen u gisteren de krant opensloeg. Neen, uw eerste televisieoptreden als minister is niet onopgemerkt voorbijgegaan. Nog voor u één beleidsdaad heeft voorgesteld, lijkt de hele sector zich al tegen u te hebben gekeerd. Want het is ongehoord, klonk het vanop de barricaden, dat een nieuwe minister van Cultuur het landschap niet kent, dat zij nauwelijks boeken leest, dat zij geen voet in het theater zet – behalve dan voor een goede deurenkomedie op zijn tijd, want die gaan er bij iedereen even vlotjes in.