Categorie: verleden

Truth be told, I’m not that bold

I.

In Brussel loopt een oude vrouw op mij af. Ze draagt een lange groene jas en haar haar zit in de war. Met beide handen omklemt ze stevig een houten kruis. Ze kijkt dwars door mij heen met een blik die ik nooit eerder heb gezien en steekt over door het rode licht.

II.

Thuis plant ik in een bloempot de onrijpe eikel die ik heb geplukt in het bos waar duizend jaar geleden een kasteel heeft gestaan. Ik probeer er een nieuwe boom uit te laten groeien. Tegen beter weten in, natuurlijk, maar wie altijd redelijk is in zijn ambities leert niet met mislukkingen om te gaan.

(meer…)

If I was young, I’d flee this town

Er bestond een tijd waarin het woord zigeuner nog indruk maakte. Het was een scheldwoord, dat wel, maar het sloeg op wonderlijke mensen die zonder omkijken naar een ander land trokken wanneer ze het ergens beu waren, die elke avond dansten en muziek maakten en die bijzondere dingen konden, zoals kwalen genezen en met de dieren spreken. Vandaag zijn zigeneurs gewoon christenen in een full-option caravan en schemert hun muziek nog enkel door in de platen van een Amerikaanse stadsjongen die nooit dichter bij de Balkan is geweest dan Parijs.

En wie weet had ik niet eens van Beirut gehouden als die muziek niet mí­j had gekozen – door een titel te lenen aan het mooiste toneelstuk dat ik vorig jaar heb gezien, door toevallig op de radio te springen tijdens de vreselijkste autorit van mijn leven, door op het juiste moment met de juiste platenhoes in de winkel te liggen toen ik mijn eerste vinyl kocht.

Vanavond stond ik met de bassist van Six Hands in het Rivierenhof in Deurne. Het septet van Amerikaanse stadszigeuners speelde een uur lang liedjes over alles wat had kunnen zijn, maar nooit is geweest. Terwijl de drummer manisch lachte en de blazers schetterden, dacht ik terug aan wat William Fitzsimmons vorige winter in Brussel zei: “it shouldn‘t be this much fun playing these sad songs.”

Beirut in de kiosk van het Rivierenhof was mijn optreden van het jaar. Ik ben bereid vanaf nu binnen te blijven om dat zo te houden. Terug thuis deed ik iets wat volgens de ongeschreven concertregels eigenlijk niet mag: ik legde meteen Gulag Orkestar nog eens op.

Geen slechte benen voor een man van adel

Mijn eerste fiets zonder steunwieltjes was een knalroze meisjesfiets. Ik mocht er niet mee buiten de wijk, maar dat deed ik toch. Drie jaar later kreeg ik een echte mountainbike, mét bovenbuis, maar nog steeds in het paars en donkerroze. Mijn ouders vonden dat ik wel wat hindernissen kon gebruiken op sociaal gebied. Ik werd  vaak uitgelachen om de kleur van mijn fietsen, maar ik werd ook vaak uitgelachen om andere dingen, dus zoveel maakte dat niet uit.

(meer…)

Some people can smell danger. Not me.

Vanmiddag had een journalist op de radio het over Orson Welles, om het zomerprogramma van het filmarchief te promoten. Ik luisterde maar met een half oor, want ik kreeg vroeger les van Willem Hesling en wie Willem Hesling ooit over Citizen Kane heeft horen praten, kan dat van niemand anders meer verdragen.

Orson Welles was vijfentwintig toen hij Citizen Kane maakte, maar heeft in zijn verdere carrière niets meer afgeleverd dat het succes van zijn debuut kon evenaren. Welles had zoveel ideeën dat hij vaak met drie projecten tegelijk bezig was, in film, in theater, op de radio, en kwam tegen het einde altijd in acute tijd- en geldnood.

In zekere zin leed Orson Welles aan voltooiingsangst, vertelde de journalist. En plots bestond er een naam voor wat er met mij scheelt.

“Ta-ha-ma-ta!”

De beste herinneringen aan mijn vroege puberteit zijn die met hem. Ik had niemand anders met wie ik een zaterdagavond kon doorbrengen en nog geen besef van de emoties die er bestonden buiten de sport.

Er was een halve finale in de beker van België. Germinal Ekeren tegen Anderlecht, vier-nul. Jan Wauters tekende de wedstrijd uit zoals alleen hij dat kon: woorden maakten camera’s overbodig. De cassette van die uitzending hou ik nu al vijftien jaar bij.

Vanmorgen hoorde ik een collega van een vermoorde vrederechter vertellen dat hij haar altijd had gekend als een “zeer degelijk” magistraat. Als je van iemand die pas is overleden niet méér kan zeggen dan dat hij “zeer degelijk” was, dan kan je maar beter je mond houden. Jan Wauters was briljant in wat hij deed.

Schönberg

Ik liep in het donker door de tuin achter het faculteitsgebouw waar ik na mijn allerlaatste examen nooit meer ben binnengeweest. Het was een examen muzieksociologie: een redelijk ingewikkelde cursus over Adorno, auditieve flashbacks en de muziek van Schönberg, die het  meest waarachtig zou zijn van allemaal. “Enfin, mijn allerlaatste examen, dat hoop ik toch”, lachte ik en de professor verzekerde mij dat ik mij over zijn vak alvast geen zorgen moest maken.

Gisteren liep ik dus opnieuw door die tuin en ik volgde dezelfde paadjes als toen, in de hoop dat ik mij zou herinneren wat ik na afloop heb gedaan om dat moment te vieren. Er kwam niets. Mijn hoofd bleef leeg.

Als jij mij veel later vraagt wat ik vanmorgen heb gedaan, dan zal ik nog perfect kunnen navertellen hoe ik struikelde  over een verraderlijk trapje in de gang, de deur twee keer achter mij  moest dichttrekken voor ze sloot en even verderop merkte dat de politie mijn auto nog maar eens naar de Bodartparking had gesleept. En hoe alles buiten rook naar nieuw.

Taal met alleen jouw naam

I.

Er bestaat een taal met alleen jouw naam. Die spreek ik wanneer jij niet bij me bent. Dat doe ik niet hardop – al heb ik dat vroeger wel geprobeerd, tot de mensen rondom mij mij niet meer begrepen en dachten dat ik gek geworden was – maar naar binnen, voor mij alleen. Soms schreeuw ik, uit ongeloof en frustratie. Dan brul ik zo oorverdovend hard dat ik voel hoe er onder mijn huid barsten ontstaan door de druk van het geluid. Andere keren fluister ik, om  alvast te oefenen voor later. Want er komt een later waarin wij in het halfdonker naast elkaar zullen liggen. Dan zal ik je naam fluisteren, nog steeds in mijn hoofd, maar jij zal het horen en je zal je losmaken uit mijn armen, die zullen schrikken omdat ze vrezen dat elke omhelzing de laatste kan zijn. Maar jij zal ze geruststellen: je wilt je alleen maar omdraaien om mij te kunnen aankijken. Ik zal je ogen zien en aan hoe de schaduw om je lippen verandert, zal ik herkennen dat je lacht. Dan pas zal ik weer de taal spreken die ook de rest van de wereld kan verstaan. Ik zal zuchten en zeggen: “ik heb op je gewacht.”

(meer…)