Afgelopen woensdag zat ik in Leuven risotto te eten met iemand die vroeger columns schreef, maar zich daar net zoals ik nooit echt goed bij heeft gevoeld. Ik denk dat wij geen van beiden onze mening belangrijk genoeg vinden om die aan duizenden anderen tegelijk op te dringen, zelfs niet wanneer wij weten dat we het bij het rechte eind hebben. Allebei zijn wij erg jaloers op Joost Vandecasteele, die dat wel durft, precies omdát hij het altijd zo juist ziet allemaal.
Ook al probeer ik optredens tegenwoordig te vermijden, ik maak graag een uitzondering voor artiesten die zinnige dingen te vertellen hebben en zich daarin niet laten tegenhouden door een publiek.
Al heeft die ongeremdheid ook haar nadelen: B. Dolan wees vanop het podium mijn richting uit en verweet mij dat ik een hipsterbril droeg. Bovendien moet hij hebben gedacht dat ik een liberaal was of zo, want hij riep iedereen op om tijdens het volgende nummer mijn portefeuille te komen pikken. Opeens voelde ik mij Angela Merkel in een zaal vol Griekse sukkelaars, die ik maar beter kon vergoeden voor hun ongeluk als ik ooit nog één blik op hun fucking blue water wilde werpen. Wie weet hoe B. Dolan eruit ziet, begrijpt dat ik het in mijn broek deed, en al helemaal niet durfde te antwoorden dat ik meer links ben dan Google en dat het weinige geld dat ik verdien alleen maar naar mooie dingen gaat.
Nadat de revolutionaire sfeer was weggeëbd, kwam Scroobius Pip op. Hij speelde Astronaut, wat normaal gezien nooit gebeurt, en ik moest bijna janken maar dat kwam door de rook uit het rookmachien – of dat is tenminste wat ik hier beweer. De echte reden durf ik niet te vertellen in het openbaar.