Categorie: werk

Al langer dan een werkdag zit ik hier

Het lijkt alle ingrediënten te hebben voor een goed verhaal. Twee beste vriendinnen achter dezelfde man. Een bedrogen echtgenoot. Een moord uit jaloezie, een parade van alle zeven hoofdzonden. Het is Baantjer, maar dan in het echt. De vermoedens zijn zo duidelijk dat het ontbrekende bewijsmateriaal na een cognac bij Lowietje wel vanzelf zal komen bovendrijven. Maar net zoals bij Baantjer heb ik er geen enkele behoefte aan om te weten hoe dit verhaal afloopt.

(meer lezen op deredactie.be)

Being funny is not anyone’s first choice

In de week waarin ik met mijn vorige, minder leuke job begon, leek het ook heel even alsof alles beter zou gaan. Ik geraakte bijvoorbeeld nog in Londen wanneer ik dat wou en op de trein daarnaartoe las ik Moab is my washpot, de autobiografie van Stephen Fry die sindsdien is vastgeroest in de top vijf van boeken die ik op de radio zal gaan voorstellen wanneer Friedl’ mij eindelijk belt. (Bel mij, Friedl’.)

Nu heeft die autobiografie ook een tweede deel, dat heel saai The Fry Chronicles heet. Ik bestelde het met mijn grotemenerenvisakaart nog voor de inkt goed en wel droog was en zonder het zelf te lezen leende ik het uit aan iemand anders, omdat mij dat belangrijk leek.

Nu ik geen boek meer had, verveelde ik mij ’s avonds en om niet te moeten denken aan de autobiografie die ik zelf nooit zal schrijven, ging ik op café met een van de beste vrienden die ik heb. “Je bent een karikatuur van jezelf geworden”, zei hij, want beste vrienden mogen zoiets zeggen. “Ik ben begónnen als een karikatuur van mezelf”, antwoordde ik, “want een boek met als titel En toen ging alles goed wil niemand lezen.”

(“Herfst 2009 Yezerskiy was de beste Yezerskiy”, zei iemand hier ooit, maar ik ben niet van plan om nog eens mijn leven als pasmunt te gebruiken voor een mooi verhaaltje af en toe.)

You won’t be young forever

Net niet te laat maar helemaal bezweet stormde ik de kamer binnen terwijl ik riep: “JA HALLO, KIJK EENS HOE BEKWAAM IK BEN!” De mensen rond de tafel staarden mij even aan. “WAUW, WAT BEN JIJ BEKWAAM”, riepen zij terug en zo komt het dat ik nu een nieuwe job heb, op de eerste verdieping van misschien wel het mooiste gebouw in de lelijkste stad.

Ik geraak maar niet uit Brussel weg. Misschien moet ik mij daar gewoon bij neerleggen.

Nu heb ik het werk dat ik altijd al wou en een meisje dat vogels tekent op mijn arm. Wat dat voor deze website betekent, weet ik nog niet zo goed. Ofwel dooft alles hier langzaam uit, ofwel zal ik hier vanaf nu de meest fantastische dingen schrijven – precies omdat niets nog moét.

Summer swallowed us whole

De openbare omroep snoeit driftig in haar uitgaven. Alles wat ook maar enigszins overbodig is, moet verdwijnen. Om een of andere reden heb ik die besparingsronde overleefd en mag ik u vandaag aankondigen dat het nieuwe columnseizoen begonnen is. Iedere andere dinsdag een nieuwe Yezerskiy. En hier geen metatekstjes meer. Beloofd.

“Hier staat een zak”, zei de oude man. “Ja, een zak”, antwoordde zijn vrouw. “Van de Hema, zie? ‘Hema’ staat er op.” “Ja, ik zie het.” Het bleef even stil. Samen keken ze naar de zak.

(meer lezen op deredactie.be)

Midas is king and he holds me so tight

Als laatste wapenfeit vóór de Langste Vakantie Uit De Geschiedenis ging ik bij enkele bedrijven op bezoek om een interview af te nemen van hun directeur. Een van die bedrijven lag op een industrieterrein net buiten Gent. Het had een achteringang voor personeel en leveranciers en een iets sjiekere vooringang waar bezoekers werden ontvangen. “Je kan hier links rond het gebouw lopen en dan kom je er meteen”, vertelde de vrouw aan de balie van de verkeerde ingang mij.

Ik liep links rond het gebouw. Tegen een lange kale muur stond alle rommel uitgestald waarvoor het bedrijf geen nut meer zag: stapels paletten, lege tonnen en oud ijzer, met daartussen een beschadigd stenen standbeeld van een konijn. Het was ooit geschonken aan een directeur, “voor zijn jarenlange inzet”, maar nu lag het daar maar wat, zielig op zijn zij. Die directeur was niet degene met wie ik zou praten. Ik durfde niet te vragen naar het konijn of de man voor wie het was gemaakt. Het leek mij nochtans een verhaal dat ik graag had gehoord.

If I had a pony

Met vierendertig graden in de volle zon zat ik op een boot, in het gezelschap van een groep mongooltjes en hun begeleiders, bejaarden en Aziaten die van “V” deden met hun vingers elke keer ze elkaar fotografeerden. De grote doorbraak waarnaar ik zocht was na tien minuten al gekomen, maar daarna kon ik niet meer terug aan land. De laatste twee uur van mijn gijzeling bracht ik in de schaduw van het benedendek door. Ik dronk er de ene koffie na de andere en las de krant, waarin ik met balpen de taalfouten aanduidde.

“Jouw leven is raar”, verweet iemand mij nog niet zo lang geleden. Dat is zo, maar dat zoek ik zelf op en misschien moest ik daar maar eens mee ophouden.

(Ook al is het op deze site nog nooit zo rustig geweest als nu, deze week mocht ik mijn honderdduizendste bezoeker verwelkomen. Wie dat was weet ik niet, alleen dat hij of zij bij de openbare omroep werkt. Binnenkort doe ik nog wel iets speciaals om dat te vieren, maar momenteel staat mijn hoofd daar niet naar.)