Categorie: werk

The end till the end

Op de avond waarop Barcelona met 6-1 won van Paris Saint-Germain, was ik een stuk over voetbal aan het schrijven. De laatste keer dat ik tijdens een voetbalwedstrijd zat te werken, was drie jaar geleden. Ik had die dag een prijs gewonnen. Na de uitreiking was ik laat thuisgekomen, maar moest ik nog iets korts schrijven over de man naar wie de prijs was vernoemd, voor de volgende dag op de radio. Terwijl felicitaties en haatberichten binnenstroomden via het internet, hield Anderlecht PSG op 1-1. Ik zette het geluid van de televisie af zodat ik het tekstje kon inspreken. Toen het journaal begon, zag ik mijzelf.

Achteraf gezien denk ik: het was die avond waarop alles begon fout te lopen, waarop mijn lichaam moe werd, mijn werk nergens meer naartoe zou leiden en iedereen begon weg te gaan. Alles was zo anders toen. Ik woonde in een lelijke flat op een oude boerderij en Moussa was er nog niet en Thomas Blondeau leefde nog.

Ik typte aan mijn stuk over voetbal, vorige week, en Barcelona deed wat niet meer van ze werd verwacht — al was na twee minuten al duidelijk dat het wel eens zo’n avond zou kunnen worden. ‘Zie je wel,’ dacht ik, ‘elf mannen samen hebben zich hier uit een veel meer uitzichtloze situatie teruggevochten, dus waarom zou het mij dan niet lukken?’ Ik moet me alleen maar af en toe heel opzichtig laten vallen.

Orbiting your living room

Na een behoorlijk lange radiostilte — en ik beloof dat ik dit niet als woordspeling bedoel — ben ik deze week opnieuw iedere dag te horen in het middagjournaal van Nieuwe Feiten op Radio 1. Iedere dag om iets voor één, in uw auto of via de website van het programma. Na afloop komen alle afleveringen daar ook online.

Hard Gras

Enkele maanden geleden kreeg ik een e-mail van de hoofdredacteur van het literair voetbaltijdschrift Hard Gras. Nederland had nagelaten zich te kwalificeren voor het komende EK, dus wilden  zij voor de maand juni dan maar een themanummer maken rond de Rode Duivels. En of ik daarin een paar pagina’s kon vullen. Vraag even een voetbalminnende Nederlander naar de status van Hard Gras en je zal begrijpen waarom ik eerst heel luid ‘ja!’ riep en meteen daarna in blinde paniek onder mijn keukentafel kroop.

Soit, van onder een tafel kan je ook typen  en dus staan er nu een stuk én een begeleidende lino van mijn hand in Hard Gras nummer 108, waarvan jullie een exemplaar kunnen kopen in de krantenwinkel of bestellen op de website, of hier. Naast mezelf spelen ook Ivo Victoria, Paul Baeten Gronda, Joost Vandecasteele, Lize Spit en een pak anderen mee, dus je krijgt genoeg waar voor je geld.

Mijn bijdrage heeft als titel ‘“Hazard eraf!” – De aanvoerder van het verkeerde land’ en gaat over hoe onze huidige nationale ploeg niet langer bij de volksaard past, en welke problemen dat oplevert. Veel meer nog dan dat gaat het over een Chelseashirt en mijn iets te gênante idolatrie voor een knul die acht jaar jonger is dan ik.

(Update: deze special werd afgelopen vrijdag gerecenseerd in de letterenbijlage van De Standaard.)

Voor zichzelf (Beginselverklaring 2016)

Ongeveer tien minuten ver in de voorstelling keek de cabaretier mij aan en vroeg mij of er misschien iets aan mij scheelde. Hoewel mijn hoofd de aanval meteen begon te rationaliseren (“doe nu maar niet zo onzeker, idioot, dit draait niet om jou, dit is nodig voor het verhaal”), merkte ik dat mijn lichaam heel anders reageerde: het volgende uur zat ik veel alerter in mijn stoel, niet alert voor het verhaal zelf maar voor de volgende opmerking, waarvan ik zeker wist dat ze nog zou komen.

(meer…)

Alinea één

Voor wie veel films kijkt, gaat de realiteit er na een tijd steeds minder echt uitzien. Van een kamer als deze had ik verwacht dat de muren in rustgevende aardekleuren zouden zijn geschilderd, dat er schilderijen zouden ophangen met verborgen boodschappen erin, dat er massieve, kersenhouten kasten zouden staan, volgestouwd met beeldjes en souvenirs die, mocht al de rest falen, alsnog het gesprek op gang konden brengen. Tegenover mij zou een verstandige vrouw zitten van middelbare leeftijd, gekleed in een donkergrijs mantelpak. Ze zou haar bril afnemen terwijl ze aandachtig naar mij luistert, haar pen en notaboekje onaangeroerd op haar schoot. Na een minuut of twintig zou zij dan bijna terloops met een inzicht naar voren komen waarvan het plotse besef dat het klópte, dat het echt klópte, mij tot tranen toe zou roeren en mij zou dwingen om mijn hele leven in een compleet ander licht te zien. ‘Dit is wat er mis is,’ zou zij zeggen, ‘en het is niet jouw schuld.’